English & other languages: click here!

Esther, Mordechai en Saul in de strijd met Amalek

Ahasveros en Haman aan het feestmaal van Esther - Schilderij van Rembrandt van Rijn

 

Saul moest een zware goddelijke opdracht uitvoeren. De laffe aanval van Amalek op Israël tijdens de woestijnreis moest gewroken worden. Datgene wat in de Bijbel “met de ban geslagen moest worden”, moest gedood en vernietigd worden.  Dat mocht niet voor eigen voordeel tot buit gemaakt worden.  De opdracht voor Saul was heel duidelijk:

1 Samuel 15:2 Zo zegt de HEERE van de legermachten: Ik heb acht geslagen op wat Amalek Israël aangedaan heeft, hoe hij zich tegen hem gekeerd heeft op de weg, toen hij uit Egypte kwam.

  1. Ga nu heen, en versla Amalek, en sla alles wat hij heeft met de ban. Spaar hem niet, maar dood hen van man tot vrouw, van kind tot zuigeling, van rund tot schaap, en van kameel tot ezel.
  2. Agag, de koning van de Amalekieten, greep hij levend, maar al het volk sloeg hij met de ban, met de scherpte van het zwaard.
  3. Maar Saul en het volk spaarden Agag, de beste schapen en runderen, en wat bijna het beste was, de lammeren en alles wat goed was. Zij wilden die niet met de ban slaan. Maar elk gebruiksvoorwerp dat waardeloos en vergaan was, sloegen zij met de ban.
  4. Toen zei Samuel: Wat is dit dan voor een geluid van schapen in mijn oren, en een geluid van runderen, dat ik hoor?
  5. Saul zei: Die heeft men van de Amalekieten meegebracht, want het volk heeft de beste schapen en runderen gespaard om de HEERE, uw God, te offeren, maar het overige hebben wij met de ban geslagen.

 

In dit gedeelte, waarin Saul moest strijden tegen de aartsvijand van Israël gaf God duidelijke instructies. Het volk Israël stond onder leiding van God en Zijn profeet Samuël. De Amelekieten stonden onder leiding van satan en waren daarom de vijanden van Gods volk.  Uit 1 Samuel 15 blijkt dat Saul, hoewel hij de strijd gewonnen had, zich niet aan Gods instructies had gehouden. Hij had alles wat waardevol was buit gemaakt en het waardeloze zogenaamd met de ban geslagen. Hij deed alsof hij God had gehoorzaamd, maar had zijn eigen voordeel gezocht. Hij had een mooi vroom smoesje, (dat we ook wel eens tegenkomen onder ons) dat hij mooie offerdieren voor God had meegenomen. Hij wist dat God zulke offers nooit zou accepteren. Nadat Samuel hem erover aansprak had hij geen berouw. Zijn reactie was:

1 Samuel 15:30 Hij zei: Ik heb gezondigd; eer mij nu toch voor de oudsten van mijn volk en voor Israël. Keer met mij terug, zodat ik mij voor de HEERE, uw God, zal neerbuigen.

Toen Samuel had gezegd dat zijn koningschap hem werd afgenomen wilde hij wel zeggen dat hij gezondigd had, omdat hij besefte dat wat hij gedaan had ten koste van zijn status en eer ging. Hij had geen verdriet omdat hij God niet had gehoorzaamd.

Nadat de Amalekieten Israël in de achterhoede waren aangevallen werd Amalek overwonnen in een zeer zware strijd, waarin Mozes met Aäron en Hur op de heuvel de geestelijke strijd voerde en Jozua met zijn legermacht de strijd op fysieke wijze tot overwinning. Toen sprak God dat Amalek alle tijden door de vijand zou zijn en dat ze met hen geen pardon moeten hebben. Uiteindelijk zou God zelf de herinnering aan Amalek geheel uitwissen.

Exodus 17:14 Toen zei de HEERE tegen Mozes: Schrijf dit ter gedachtenis in een boek en prent het Jozua in dat Ik de herinnering aan Amalek van onder de hemel geheel zal uitwissen.

  1. En Mozes bouwde een altaar en gaf het de naam: De HEERE is mijn Banier!
  2. Hij zei: Voorzeker, de hand op de troon van de HEERE! De strijd van de HEERE zal tegen Amalek zijn, van generatie op generatie!

Ook in het boek Esther komen we Amalek tegen als de vijand van God in de persoon van Haman, de Agagiet. Zijn naam verwijst naar de koning van de Amalekieten waartegen Saul strijd voerde.  De vijand van Haman was Mordechai, de oom en pleegvader van Esther, die, evenals koning Saul uit het geslacht Benjamin waren. Het waren in feite dezelfde partijen die tegenover elkaar stonden en hun volk daarin vertegenwoordigden.

Toen Haman, ook met leugenachtige voorwendsels,(het spekken van de schatkist van de koning – Esther 3:9) het voor elkaar had gekregen dat het Joodse volk in het Perzische rijk zou worden uitgeroeid,  mochten de Joden zich verweren en hun aanvallers doden. Zij wonnen ook hier de strijd tegen de Amalakiet Haman en zijn tien zonen, handlangers van satan. Maar in tegenstelling tot koning Saul zagen ze ervan af om iets van hun bezittingen buit te maken.

Esther 9:6 In de burcht Susan hebben de Joden vijfhonderd man gedood en omgebracht.

  1. En ook Parsandatha, Dalfon, Asfata,
  2. Poratha, Adalia, Aridatha,
  3. Parmastha, Arisai, Aridai en Vaizatha,
  4. de tien zonen van Haman, de zoon van Hammedatha, de tegenstander van de Joden, doodden zij, maar ze staken hun hand niet uit naar de buit.

Onderstaand overzicht met toegevoegde notities, is een bewerking van de engelstalige publicatie van Steve McGeorge.

Het is heel verrassend hoe alles precies wordt omgedraaid.

Notities 

  1. Een sleutel om te weten dat het boek bewust is geschreven in omgekeerde parallel vorm, wordt gevonden in Esther 9:1 door de zinsnede "gebeurde het omgekeerde". Het doel van het boek is om te benadrukken hoe het lot van de Joden werd (en wordt!) omgedraaid. We zien die omdraaiing ook in Esther 9:22 "in de maand die voor hen veranderd was van verdriet in blijdschap en van rouw in een feestdag, ". Het woord veranderen (in het tegendeel!) is in het Hebreeuws  הָפַךְ  ‘hafak’ (Strong 2015). Hoewel deze geschiedenis ons in de eerste plaats  leert hoe God een verandering in de omstandigheden en in de rol van personen bewerkt, en  hoe Hij het geplande onheil op Hamans eigen hoofd deed neerkomen (Esther 9:25), is het opvallend dat zelfs de literaire structuur  deze omgekeerde parallel bevat.

 

  1. Deze omkering is te vinden in de precieze timing van de personages en gebeurtenissen in het verhaal. Alles gebeurt op bepaalde dagen/nachten die de allesoverheersende controle van Gods bestuur aangeeft. Het is de goddelijke inspiratie van een ​​ongelooflijk strak schema.

 

Esther 2:14 en 16 Esther verschijnt ÉÉN NACHT voor de koning

Esther 5:1 Esther ging OP DE DERDE DAG naar de koning

Esther 5:4 Esther nodigt de koning met Haman uit voor de maaltijd OP DEZE DAG

Esther 5:4 Esther nodigt de koning met Haman ook uit voor de maaltijd van DE VOLGENDE DAG

Esther 6:1 De koning kon DIE NACHT niet slapen

en zo gaat het maar door……

 

De precieze timing die God in het boek laat zien staat in schril contrast met Haman’s manier van tijdsplanning: 

 'door het gooien van een dobbelsteen om een ‘geluksdag’ uit te kiezen.  (Esther 3:7)

 

De meest precieze timing in het boek is te vinden in het centrum, waar de ontwikkeling van deze geschiedenis een situatie naar voren brengt die om het juiste moment vraagt. Haman komt al bij  de koning binnen voordat de koning naar hem vraagt. De koning behoort eerst te spreken en dat doet hij ook. De koning heeft nooit geweten waarom Haman al zo vroeg in het paleis was. Als Haman eerst had gesproken, zou er misschien geen ommekeer in deze geschiedenis zijn geweest.

 

  1. De twee voorgaande punten laten zien waar het hele doel van het boek Esther om draait.

Want op een ander precies moment, deze keer in het centrum van de menselijke geschiedenis (Rom. 5:6, Handelingen 2:23)  was er een soortgelijke situatie, toen men – net als Haman -  vroeg in de ochtend ging vragen om een rechtvaardig man te mogen ophangen (Johannes 18:28). Bij die gelegenheid was het Gods timing om Pilatus te vragen om Yeshua op te hangen en hij gaf dat uiteindelijk toe. Yeshua werd toen aan het kruis gehangen. De Joodse leiders waren opgetogen - zij dachten, net als Haman, dat ze hadden gewonnen. Hun satanische trots en afgunst werden volledig blootgelegd. Maar drie dagen later werd alles dramatisch omgekeerd. Eigenlijk is vanaf dit punt de hele menselijke geschiedenis drastisch teruggedraaid.

 

Vandaar dat het boek Esther een voorspel is van wat God op veel grotere schaal heeft gedaan en zal doen met de hele menselijke geschiedenis. Toch kunnen niet veel mensen dat zien. Zij herkennen niet de anticiperende hand van God die alle dingen bestuurt.

Maar degenen die Gods hand kunnen zien in het boek Esther, 

                                kunnen Gods hand ook zien werken in de geschiedenis van de mensheid.

 

Ida