Daniël 8 visioen van de Ram en de Geitenbok
De voorgaande hoofdstukken werden door Daniël in het Aramees geschreven, met uitzondering van het eerste hoofdstuk. Aramees was de taal van de Chaldeeën. Vanaf dit hoofdstuk schrijft Daniël in het Hebreeuws en heeft hij dit voor zijn volksgenoten geschreven. Dit visioen kreeg Daniël twee jaar na de vorige visioenen, in het jaar dat het Chaldese rijk ten onder ging. Daniël was op dat moment op bezoek in de burcht Susan (Perzië) voor rijkszaken. De plek waar hij niet zoveel later als bestuurder zijn plaats zou innemen. En daar, aan het Ulaikanaal gaf God hem opnieuw een visioen. In het hoofdstuk wordt het woord "visioen" elf maal genoemd en dat heeft dan te maken met de inhoud, de lengte en de betekenis ervan.
In het visioen ziet Daniël een ram met twee horens voor het Ulaikanaal staan. Die twee horens waren hoog, maar de éne was groter dan de andere. Het is heel duidelijk wat er met die ram wordt voorgesteld:
Daniël 8:20 De ram met de twee hoorns die u gezien hebt, dat zijn de koningen van Medië en Perzië.
Dat de éne hoorn hoger is dan de andere, slaat op het Perzische rijk dat groter is dan het rijk van de Meden. De ram kwam uit gebied van Meden en Perzen dat ten oosten lag van Babylon en dat geeft aan in welke richting hij zijn veroveringen maakte: in de richting van Babylon en in het noorden Syrië enz. en in zuiden naar Egypte. Niemand kon stand houden tegen legers van de Meden en Perzen. De ram deed dat naar eigen goeddunken en werd erg groot.
Terwijl Daniël oplettend toekeek zag hij een ander dier vanuit het westen aanstormen met een snelheid waardoor zijn poten niet eens de aarde aanraakten. Hij rende over het hele aardoppervlak. Het was een geitenbok. In vers 21 moet de engel Gabriël in opdracht van "de Man" uitleggen wat de betekenis is van dat dier:
Daniël 8:21 En de harige geitenbok is de koning van Griekenland, en de grote hoorn die tussen zijn ogen zat, dat is de eerste koning.
De geitenbok, die zo'n grote hoorn tussen zijn ogen had, was dus Griekenland en de grote hoorn stelde Alexander de Grote voor. De geitenbok viel de ram aan en brak zijn horens.
Hier wordt duidelijk uitgebeeld dat Griekenland het rijk van de Meden en Perzen veroverde en doordat de horens werden gebroken, was er geen kracht meer over in dat land. Horens zijn het symbool van kracht, hiermee verdedigt een dier zich. De bok wierp de ram tegen de grond en vertrapte hem. Een smadelijke neergang voor het eens zo machtige rijk van de Meden en Perzen. Maar ook de geitenbok verliest zijn grote hoorn. Alexander de Grote werd op 21-jarige leeftijd benoemd tot aanvoerder van de Griekse legers om tegen de Perzen te strijden. Twaalf jaar later, toen hij 33 jaar oud was, had hij de hele toen bekende wereld aan zich onderworpen en stierf hij aan koorts. In plaats van die hoorn (Alexander de Grote) ontstonden er vier horens ( het rijk werd verdeeld onder vier generaals die onder Alexander gediend hadden). De geschiedenis bevestigt nauwgezet de profetie.
Eén van die vier rijken werden bijzonder groot en breidde zich uit naar het zuiden, Egypte, naar het oosten, Perzië, en naar “het Sierraadland”, Israël. De geschiedenis wijst uit dat het over Antiochus Epifanes gaat. Hier komen Gods land en Gods volk in beeld en daar gaat het in de profetie juist om. De “sterren” zijn de leiders en heersers van het volk Israël. Antiochus IV Epifanes verwijderde vele kostbaarheden uit de tempel van Salomo om zijn militaire campagnes te financieren en hij probeerde om joodse religieuze rituelen en gebruiken door dwang en mishandeling te onderdrukken. Hij doodde eigenhandig de oude Eleazar omdat deze geen varkensvlees wilde eten. Ook maakt hij zich groot tegen “de Vorst van dat leger”, dat is tegen God. Antiochus Epifanes is hier een beeld van de antichrist. Maar ook hier kan Antiochus alleen zijn gang gaan voor zover God het hem toestaat.
Het steeds terugkerende offer
Daniël 8:11 Hij maakte zich groot tot aan de Vorst van dat leger. Het steeds terugkerende offer werd aan Deze ontnomen en Zijn heilige woning neergeworpen.
We zien hier dat de dieren die in dit visioen worden getoond geen roofdieren zijn, zoals in Daniël 7, maar zijn bekend als Bijbelse offerdieren. Deze geschiedenis heeft dan ook alles met de offers, de tempel en met de dienst aan God te maken. In plaats van het dagelijkse offer, zoals voorgeschreven in Exodus 29:38,39 had Antiochus Epifanes een afgodische eredienst ingesteld (1 Makkabeeën 1:44-50).
De duur van het weggenomen offer wordt in avonden en morgens weergegeven. De geur van het dagelijks morgen- en avondbrandoffer, moet voortdurend tot God opstijgen. Op grond daarvan kan Hij te midden van Zijn volk wonen. God rekent naar de offers die Hem worden onthouden. De tweeduizend driehonderd avonden en morgens betekenen evenzoveel brandoffers die God worden onthouden en vormen ook het aantal jaren dat verstrijkt voor Yeshua zal komen.
God telt de tijd van de beproeving van Zijn volk in dagen. Zo spreekt Yeshua, als Hij het over de grote verdrukking heeft, over “die dagen” (Mattheüs 24:21-22; vgl. Openbaring 2:10). Aan die dagen komt echter een einde. Na het verstrijken ervan zal het heiligdom gereinigd worden en zal het volk de voorgeschreven offers weer kunnen brengen. Hoewel God in Zijn gerechtigheid kan toelaten dat Zijn heiligdom een tijd lang ontheiligd wordt, zal Hij er ook voor zorgen dat Zijn heiligdom op Zijn tijd gereinigd wordt.
Op een gegeven moment hoort Daniël de stem van "een Man", dat wil zeggen: de stem van Yeshua voor zijn vleeswording, die Gabriël opdracht geeft het visioen uit te leggen. Dat is zo'n indrukwekkend moment voor Daniël. dat hij door angst werd overvallen, en hij zich met het gezicht ter aarde wierp. Toen zei de engel Gabriël tegen Daniël: Begrijp, mensenkind, dat het visioen betrekking heeft op de tijd van het einde. Toen Gabriël tegen Daniël sprak, viel hij in diepe slaap. De engel Gabriël gunde hem even rust, maar wekte hem later weer. Wat Daniël zag en ervoer was meer dan een eenvoudig mens aankan. Vervolgens legde de engel uit wat de dieren voorstelde en wat hierboven al beschreven is.
We zien vervolgens een beschrijving van de antichrist die niet uit eigen kracht zo groot wordt, maar hij ontleent zijn kracht aan satan:
Daniël 8:23-26
Aan het einde van hun koningschap,
wanneer de afvalligen de maat hebben volgemaakt,
zal er een meedogenloze koning opstaan,
bedreven in slinkse streken.
Zijn kracht zal groot worden, maar niet door eigen kracht.
Op wonderlijke wijze zal hij verderf aanrichten,
het zal hem gelukken, hij zal het doen.
Machtigen zal hij te gronde richten,
ook het heilige volk.
Door zijn sluwheid
zal hij het bedrog onder zijn hand doen slagen.
Hij zal zich in zijn hart verheffen.
In hun zorgeloze rust zal hij velen te gronde richten.
Ja, tegen de Vorst der vorsten zal hij opstaan,
maar zonder mensenhand zal hij gebroken worden.
Wat betreft het visioen van de avond en de morgen,
wat gezegd is, dat is de waarheid.
En u, houd het visioen geheim,
want er komen nog vele dagen vóór het gebeuren zal.
Daniël 6:27. Ik, Daniël, kon niet meer en was enige dagen ziek. Daarna stond ik op en deed ik weer mijn werk voor de koning. Ik was verbijsterd over het visioen, maar niemand merkte het.
Nee, Daniël mocht het niet laten merken wat hij ervaren had, hij moest het visioen geheim houden. Deze woorden waren verzegeld tot het einde: tot deze tijd!
Daniël 12:4 Maar u, Daniël, houd deze woorden geheim en verzegel dit boek tot de tijd van het einde. Velen zullen het onderzoeken en de kennis zal toenemen.
Ga jij ook onderzoek doen?
Ida