English: click here!
Naar hoofdstuk: 1 - 2a - 2b - 3 - 4 - 5 - 7a - 7b - 8 - 9a - 9b - 9c(1) -9d(2) - 10 - 11(1) - 11(2) - 11(3) - 11(4) - 11(5) - 11(6) - 12(1) - 12(2) - 12(3) - Dan.+hemelvaart - Dan.+ 1Petrus - Dan.+ Openbaring

Daniël 6 - Daniël in de leeuwenkuil

Intussen was Daniël een hooggeplaatste bestuurder aan het hof van Koning Darius de Meder. Het was een koninkrijk met twee delen: de Meden en de Perzen. Darius was koning over de Meden en Kores over de Perzen. Onder koning Darius waren drie rijksbestuurders aangesteld, waarvan Daniël er één was. Daaronder waren weer hondertwintig stadhouders die verantwoording moesten afleggen aan de rijksbestuurders. De Bijbel voegt eraan toe: "opdat de koning niet benadeeld zou worden." 

Opnieuw is het Daniël die opvalt door zijn wijsheid en inzicht. De koning overwoog daarom om Daniël boven de andere rijksbestuurders te stellen.

De beide andere rijksbestuurders vonden dat niet zo'n prettig vooruitzicht en ze zochten met de stadhouders naar een manier om Daniël uit te schakelen. Ze zochten bij Daniël naar iets waarvoor ze hem zouden kunnen aanklagen bij de koning. Maar ze konden helemaal niets vinden. (vers 6).  Meestal zijn er onder mensen in zulke functies wel dingen aan te wijzen waarmee ze min of meer voordeel trachten te krijgen uit hun functie, door corruptie of belangenverstrengeling enz.  Maar Daniël is uiterst integer. Hij heeft een gerechtigheid die niet uit hemzelf is, maar uit God. Als vijanden zoeken, dan zoeken ze goed, maar als er dan niets te vinden is blijkt dat Daniël voor de mensen onberispelijk is. Van o.a. hem wordt in Ezechiël een getuigenis gegeven: 

Ezechiël 14:14 Al zouden te midden ervan (temidden van een land dat trouwbreuk pleegt) deze drie mannen zijn, Noach, Daniël en Job, dan zouden zij alleen door hun gerechtigheid hun eigen leven redden, spreekt de Heere HEERE.

Van deze drie mannen wordt van een geloof uit gerechtigheid getuigd, die niet van henzelf is maar uit God. Die zo met God wandelden dat het helemaal in hun doen en laten tot uitdrukking kwam. Dat betekent niet dat ze zondeloos waren in de ogen van God, want dat is niemand dan alleen Yeshua, de Zoon van God. In ieder geval was hij ook in de ogen van mensen betrouwbaar.  Maar nu moesten de mannen iets gaan verzinnen waarvan ze overtuigd waren dat hij "de fout in zou gaan". De enige mogelijkheid was om hem te "pakken" op zijn geloof.

Daniël 6:6 Toen zeiden deze mannen: Wij zullen tegen deze Daniël geen enkele grond voor een aanklacht vinden, tenzij wij iets tegen hem vinden in de wet van zijn God.

En ja hoor, ze hadden een mooi plan vanuit een vijandig hart. Ze gingen ermee naar koning Darius, die in vertrouwen zijn handtekening op dit sluwe plan zette. De koning had geen idee van de kwade bedoelingen, maar voelde zich vereerd door het voorstel van de rijksbestuurders. In feite werd hij door dit wetsvoorstel boven God geplaatst en beeldde hij zo de antichrist uit als de enige die men mag aanbidden.
Daniël 6:8. Al de rijksbestuurders van het koninkrijk, de machthebbers, de stadhouders, de raadslieden en de landvoogden, zijn na onderling beraad van mening dat er een koninklijk besluit moet worden opgesteld en een verbod moet worden bekrachtigd, dat al wie binnen dertig dagen een verzoek zal richten aan welke god of mens ook, behalve aan u, o koning, in de leeuwenkuil zal worden geworpen.

Al de rijksbestuurders? Dat klopte natuurlijk niet. Daniël was hier vanzelfsprekend buiten gelaten. Maar de koning tekende en een wet van Meden en Perzen mocht nooit veranderd worden.  Het werkelijke motief van dit wetsvoorstel bleef voor de koning verborgen en de belangrijkste rijksbestuurder was hiervan niet op de hoogte. De waarheid was in ongerechtigheid ten onder gehouden.  (Romeinen 1:18

Satan is een leugenaar van de beginne en de rijksambtenaren die dit plan hadden opgezet stonden dan ook onder zijn invloed. Hun geweten was dichtgeschroeid. Een kenmerk van de antichrist. Zelfs de koning werd daarin onbewust meegetrokken, maar dat ontnam hem zijn verantwoordelijkheid niet. 

Daniël was gewend driemaal daags tot YHWH te bidden, Hem om wijsheid te vragen. De omgang met God stond bovenaan in zijn leven en zou hij ook voor geen prijs uit handen geven. Hij bad openlijk en vrijmoedig tot God, zoals hij altijd had gedaan.

Daniël 6:11-12 Toen Daniël te weten kwam dat dit bevelschrift ondertekend was, ging hij zijn huis binnen. Nu had hij in zijn bovenvertrek open vensters in de richting van Jeruzalem. Op drie tijdstippen per dag ging hij op zijn knieën, bad hij en dankte hij voor het aangezicht van zijn God, precies zoals hij voordien had gedaan. Toen kwamen deze mannen eensgezind bij zijn huis en troffen Daniël aan, terwijl hij bad en smeekte om genade voor het aangezicht van zijn God.

"Op heterdaad betrapt" dachten de mannen in hun eensgezindheid. Die eensgezindheid van de kwaaddoeners wordt driemaal in dit hoofdstuk benadrukt. Verzen 7, 12 en 16. Die "eensgezindheid" zullen we ook herkennen in de ontwikkelingen van onze tijd, want in het boek Openbaring wordt dit beschreven als een kenmerk van het antichristelijk rijk:
Openbaring 17:13 Dezen zijn eensgezind en zij zullen hun kracht en macht aan het beest overdragen.
17. Want God heeft het in hun hart gegeven om Zijn plan uit te voeren en dit eensgezind te doen en hun koningschap aan het beest te geven, totdat de woorden van God volbracht zijn.

De bedenkers van het satanische plan kwamen dan ook weer "eensgezind" bij de koning met hun huichelachtige openingsvraag: "Hebt u niet een verbod ondertekend dat.....?" en dan beschuldigen ze niet hun collega, maar een minder betekenende aanduiding "één van de ballingen uit Juda".  De koning besefte meteen dat hij in de val was gelokt en dat deed hem enorm pijn, want Daniël was voor hem een geliefd persoon en een zeer wijze raadgever. De koning worstelde enorm vanwege de moeilijke situatie waarin hij door onoplettendheid was beland. Dit had hij nooit gewild en hij zocht vertwijfeld naar een mogelijkheid om Daniël te redden. Toen het avond werd was het besluit nog steeds niet uitgevoerd en de mannen kwamen opnieuw "eensgezind" naar hem toe en herinnerden hem eraan dat het een onverbreekbare wet van de Meden en Perzen was.  Toen deed de koning wat er volgens deze ongoddelijke wet van hem vewacht werd. Hij gaf bevel de wet uit te voeren en terstond werd Daniël in de leeuwenkuil geworpen. De koning riep hem verbijsterd toe "Uw God, Die u voortdurend vereert – Híj zal u verlossen!"  Er werd een steen op de opening van de kuil gelegd en deze werd verzegeld met de zegelring van de koning en de machthebbers. 

Die nacht was een onrustige nacht voor de koning. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat hij vurig  gebeden heeft tot YHWH de God van Daniël, de God van Israël. 

Het zal ook een indrukwekkende nacht zijn geweest voor Daniël temidden van leeuwen die hem geen kwaad deden. Hij was inmiddels al een oude man geworden. Hij was plm. 17 jaar toen hij meegenomen werd naar Babel. De profetie van Jeremia van de 70-jarige ballingschap onder Babel was voorbij. Dus hij zal niet ver meer van de leeftijd van 90 jaar zijn geweest.  

Zodra de dag aanbrak ging de koning naar de leeuwenkuil. Hij riep naar Daniël, met droefheid in zijn stem: 

"Daniël, dienaar van de levende God, heeft uw God, Die u voortdurend vereert, u van de leeuwen kunnen verlossen?"

Wat een blijdschap toen Daniëls stem vanuit de leeuwenkuil klonk: 

Daniël 6:22,23 "O koning, leef in eeuwigheid! Mijn God heeft Zijn engel gezonden en Hij heeft de muil van de leeuwen toegesloten. Ze hebben mij geen letsel toegebracht, omdat ik voor Hem onschuldig ben bevonden. Ook tegen u, o koning, heb ik geen misdaad begaan."

Daniël was inderdaad onschuldig zowel ten opzichte van God als van de koning. Wat Daniël deed was niet slecht, de wet die hem veroordeelde was slecht en in strijd met Gods wet.  Daniël diende de wetten van het Koninkrijk waartoe hij behoorde. 

Wat is dit een beeld van het sterven en de opstanding van Yeshua! Yeshua werd onschuldig ter dood veroordeeld. De leeuwenkuil was bedoeld als graf. In Psalm 22 waarin David het sterven van Yeshua profeteert komt dit beeld ook naar voren:   

Psalm 22:22 Verlos mij uit de muil van de leeuw en van de hoorns van de wilde ossen. Ja, U hebt mij verhoord.

De steen die op de kuil werd gelegd en verzegeld....(Mattheüs 27:65-66)  Daniël die verondersteld was te zullen sterven was als het ware dood geweest en stond weer op.  Het is het beeld van het LEVEN in Yeshua de Messias!

De koning was heel erg blij, liet Daniël uit de kuil bevrijden en zijn beschuldigers erin werpen. Deze werden onmiddellijk aangevallen en gedood door de leeuwen, maar Daniël had helemaal geen letsel.  Wie een "leeuwen"kuil graaft voor een ander valt er zelf in.  We zien dat God regeert in gerechtigheid. 

En net als Nebukadnezar schreef Darius een protocol bestemd voor zijn hele machtsgebied

We lopen even vooruit naar Daniël hoofdstuk 9:1,2, omdat wat daar vermeld is in deze tijd onder koning Darius moet hebben plaatsgevonden. Daniël onderzocht de profetieën en begreep dat de tijd van ballingschap nu ten einde zou lopen.
In het eerste jaar van Darius, de zoon van Ahasveros, uit het geslacht der Meden,  die koning gemaaktwas over het koninkrijk der Chaldeeen; in het eerste jaar van zijn koningschap lette ik, Daniel, in de boeken op het getal van de jaren, waarover het woord des HEREN tot de profeet Jeremia gekomen was, dat Hij over de puinhopen van Jeruzalem zeventig jaar zou doen verlopen.

Toen het Perzische koninkrijk onder leiding van Kores, Babel in handen kreeg, werd Darius de Meder, meteen koning gemaakt over het gebied van de Chaldeeën. Het is in dit eerste jaar van Darius (en Kores) dat Daniël vanuit de Bijbelse profetieën opmerkt, dat de voorzegde termijn van de zeventig jaren was verstreken. Volgens de profetie van Jeremia zou de tempel dus in dit jaar weer moeten worden herbouwd.

En vanuit Jesaja wist Daniël zou dit zou gebeuren door Kores die ook behoorde tot het rijk van Meden en Perzen.

Jesaja 45:13 Ík heb Kores doen opstaan in gerechtigheid, en al zijn wegen zal Ik rechtmaken. Híj zal Mijn stad bouwen en hij zal Mijn ballingen vrijlaten, zonder betaling en zonder geschenk, zegt de HEERE van de legermachten.

Ida