Daniël 3, Sadrach, Mesach & Abed-Nego
De tekenen wijzen erop dat we in de naaste toekomst als gelovigen de eindstrijd tussen de satan en Jahweh tegemoet gaan. Daarom is het goed om de geschiedenis uit Daniël 3 weer eens onder de aandacht te brengen.
De Joden werden om hun zonden, hun afgoderij verbannen uit het land dat God aan hen had gegeven. Toen God de zegen en vloek over Israël uitsprak werd dit geprofeteerd:
Deuteronomium 28: 36 De HEERE zal u en de koning die u over uzelf aangesteld hebt, naar een volk brengen dat u zelf niet kende, en ook uw vaderen niet. Daar zult u andere goden dienen, hout en steen. 37 U zult een verschrikking, een spreekwoord en een voorwerp van spot zijn onder al de volken waar de HEERE u naartoe voeren zal.
In eerste instantie wordt nog niet het hele volk naar Babel gedeporteerd. Het zijn vooral de rijken, de landeigenaren, de tempeldienaren en intellectuelen, die van belang zijn voor de bloei en het welzijn van Babel. Na Jeruzalem wordt Babel als stad het meest genoemd in de Bijbel. De steden zijn elkaars tegenpolen. Iedereen herinnert zich de “torenbouw van Babel” waar de opstand tegen God tot uiting kwam.
Babel is behalve een stad, ook een verborgen (occult) wereldsysteem dat de koninkrijken der aarde intrigeert en inspireert. In Openbaring wordt dit systeem “de grote hoer” genoemd wat zinspeelt op het bedrieglijke samenspel tussen religie en politiek.
Openbaring 17: 1 En een van de zeven engelen die de zeven schalen hadden, kwam en sprak met mij en zei tegen mij: Kom, ik zal u het oordeel over de grote hoer laten zien, die aan vele wateren zit. 2 Met haar hebben de koningen van de aarde hoererij bedreven, en de bewoners van de aarde zijn dronken geworden van de wijn van haar hoererij.
In Jesaja 14 gaat het over de koning van Babel en hiermee wordt de antichrist bedoeld op wie een spotlied wordt gezongen:
3 En het zal geschieden op de dag waarop de HEERE u rust zal geven van uw smart, uw onrust en de harde slavenarbeid die men u heeft doen verrichten, 4 dat u dit spotlied zult aanheffen op de koning van Babel, en u zult zeggen: Hoe houdt de onderdrukker op; opgehouden is de onderdrukking!
In deze antichristelijke omgeving bevinden zich de drie mannen: Daniël en zijn drie vrienden. Hun oorspronkelijke namen werden veranderd:
Daniël 1: 6 Onder hen waren uit de Judeeërs: Daniël, Hananja, Misaël en Azarja. 7 Het hoofd van de hovelingen gaf hun andere namen. Daniël noemde hij Beltsazar, Hananja Sadrach, Misaël Mesach en Azarja Abed-Nego.
Dit betekende dat hun identiteit veranderd werd. Op een heel andere wijze kan er ook in onze tijd een identiteitsverandering worden toegepast. Denk aan het injecteren met een nano chip, zo groot als een zandkorrel, die al je gegevens van de bank, je pincode, bloedgroep, lidmaatschappen enz. kan bevatten en die oneindig veel gemakkelijke toepassingen heeft. Maar je privacy is er niet meer, en wat gebeurt er als je gehackt wordt? Men heeft het zelfs over het beïnvloeden van karaktereigenschappen door het veranderen van je DNA door middel van dit Babels systeem. Wie die injectie weigert kan niet meer normaal meedraaien in de samenleving. Dit alles is geprofeteerd in de Schrift en is bezig werkelijkheid te worden.
Daniël en zijn vrienden zaten in een voorstadium van de eindtijd. Het doel van satan is er sinds zijn opstand altijd al geweest. Maar God bepaalde hoe ver hij kon gaan en omdat de zonde toeneemt zal hem aan het eind van deze bedeling alle ruimte gegeven worden om zijn doel te bereiken. Zo zal de volheid van de zonde een feit worden en zal Yeshua met de Zijnen de overwinning behalen. Dan zal Gods Koninkrijk aanbreken en daar zien we allemaal naar uit.
Daniël en zijn vrienden waren getrouwe gelovigen. Ze kregen een plaats aan het hof van Nebukadnezar. Het eerste optreden van de jonge mannen was al heel moedig. Ze wilden niet van de onreine spijzen van de koning eten en vroegen groenten om te eten. Ze hadden besloten Jahweh, de God van Israël trouw te blijven in een heidense omgeving. Zo stonden ze sterk en gaf God hun ook moed voor de volgende afschuwelijke beproeving.
Er waren feesten georganiseerd. Koning Nebukadnezar had een enorm groot gouden beeld van zichzelf laten maken. Nu was het niet alleen een "gouden hoofd", maar een totaal gouden koning. Hij wilde daarvoor een inwijdingsfeest organiseren, maar het feest kreeg een bizarre wending. De Judeeërs Sadrach, Mesach en Abed-Nego, aan wie God wijsheid, kennis en inzicht had gegeven voor hun bestuursfunctie in het gewest Babel, behoorden ook tot de genodigden.
Daniël 3: 4 En een heraut riep met kracht: Men zegt u aan, volken, natiën en talen:
5 Op het moment dat u het geluid hoort van de hoorn, fluit, citer, luit, lier, panfluit, en allerlei muziekinstrumenten, moet u neervallen en het gouden beeld aanbidden dat koning Nebukadnezar heeft opgericht.
6 Wie niet neervalt en aanbidt, zal op hetzelfde ogenblik midden in de brandende vuuroven worden geworpen.
Je kunt dat plechtige moment je voorstellen. Maar ook die dreiging die aan de opdracht om neer te knielen verbonden werd. Niet neerknielen….. en dan in een vurige oven…. Hoe standvastig ben je dan als gelovige?
De muziek van hoornen, fluiten en trommels zwelt aan om dat afgodsbeeld te eren en in te wijden.
De muziek vult het dal Dura. De mensen knielen, zoals opgedragen. En ….. Sadrach, Mesach en Abed-nego blijven rechtop staan. Menigeen zal gedacht hebben: “hoe durven ze….!” Maar deze mannen beseffen dat ze tot het uiterste beproefd worden. Ze willen de God van Abraham, Izak en Jacob niet verloochenen. Hem alleen komt de eer en aanbidding toe!
Yeshua zei later:
Lukas 9: 24 Want wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven verliezen zal omwille van Mij, die zal het behouden. 25 Want wat baat het een mens heel de wereld te winnen en zichzelf te verliezen of zelf schade te lijden?
Dan wordt Nebukadnezar heel boos. Hij is de man die beslist over leven en dood. Wie is het die hem niet wil gehoorzamen. Hij voelt zichzelf groter dan elke god. Dat blijkt uit zijn vraag: “Wie is dan de god die u uit mijn handen kan verlossen?” Het is de stem van satan die door deze man heen klinkt. Maar Sadrach, Mesach en Abed-nego blijken geen angst voor mensen te hebben. Ze zeggen: “daar hoeven wij niet op te antwoorden”.
Deze uitspraak is de centrale as in het Bijbelgedeelte. Het doet denken aan de houding van Yeshua toe Hij beschuldigd werd:
Markus 15:3 En de overpriesters beschuldigden Hem van veel dingen, maar Hij antwoordde niets.
4 En Pilatus stelde Hem opnieuw een vraag en zei: Antwoordt U niet? Zie, hoeveel zij tegen U getuigen! 5 Maar Jezus antwoordde helemaal niets meer, zodat Pilatus zich verwonderde.
In deze situatie zien we dat de mannen de kracht en moed van God ontvangen. Yeshua wist dat Zijn volgelingen zulke dingen zullen meemaken. Je kunt bij jezelf denken dat je dit niet aankunt. Zonder Hem zul je dat ook niet aankunnen. Als het moment daar is, niet eerder, zal Hij er zijn om je te ondersteunen om trouw aan Hem te blijven.
Yeshua zei: Markus 13:11 En wanneer ze u zullen wegleiden om u over te leveren, wees dan van tevoren niet bezorgd wat u spreken moet, en bedenk het niet; maar wat u op dat moment gegeven zal worden, spreek dat, want u bent het niet die spreekt, maar de Heilige Geest.
Sadrach, Mesach en Abed-nego wisten niet dat God hen zou sparen in die hete oven die nog zeven maal heter moest worden opgestookt. Nebukadnezar was ziedend, hij zei: "wie is dan de god die u uit mijn handen kan verlossen?" Maar het getuigenis van de mannen is vol van geloofsmoed:
Daniël 3:17-18 Als het moet, kan onze God, Die wij vereren, ons verlossen uit de brandende vuuroven, en Hij zal ons, o koning, uit uw hand verlossen. EN ZO NIET, het zij u bekend, o koning, dat wij uw goden niet zullen vereren en het gouden beeld dat u hebt opgericht, niet zullen aanbidden.
Gebonden werden ze in die oven geworpen. En we kennen het vervolg. Ze wandelden door die oven met een vierde persoon. Dat maakte dat Nebukadnezar zijn nederlaag onder ogen moest zien. Hij dacht dat geen enkele god de mannen uit zijn hand kon redden. Maar voor zijn ogen liet God zien dat Hij de Almachtige is en de regie in handen heeft.
Sadrach, Mesach en Abed-Nego mochten uit de oven komen en hun kleding en haar was niet verschroeid of verbrand. Toen moest Nebukadnezar erkennen:
Daniël 3: 28 Geloofd zij de God van Sadrach, Mesach en Abed-Nego, Die Zijn engel heeft gezonden en Zijn dienaren heeft verlost, die op Hem hebben vertrouwd, het bevel van de koning hebben weerstaan en hun lichaam hebben overgegeven, omdat zij geen enkele god wilden vereren of aanbidden dan hún God.
29 Daarom wordt door mij een bevel uitgevaardigd dat elk volk, elke natie of taal die lasterlijke dingen zegt over de God van Sadrach, Mesach en Abed-Nego, in stukken zal worden gehouwen en dat zijn huis tot een mesthoop zal worden gemaakt, want er is geen andere god die zo redden kan.
30 Toen maakte de koning Sadrach, Mesach en Abed-Nego voorspoedig in het gewest Babel.
Wat hier gebeurde was een inbreuk op de gewetensvrijheid van hen die alleen YHWH hun God wilde aanbidden en niet de god van Babel. Dat geeft ook aan dat "kerk en staat" gescheiden moeten zijn. Deze opdracht om te aanbidden was een godsdienst-kwestie. Nebukadnezar had gevraagd: "wie is dan de god die u uit mijn handen kan verlossen?" De God van Sadrach, Mesach en Abed-Nego bleek dat inderdaad te kunnen. Als we Jeremia 27 vers 1 en 5-7 lezen krijgen we inzicht op de verhouding van de Hebreeuwse knapen ten opzichte van Nebukadnezar.
Jeremia 27:6,7 Welnu, Ík heb al deze landen gegeven in de hand van Nebukadnezar, de koning van Babel, Mijn dienaar. Zelfs ook de dieren van het veld heb Ik hem gegeven om hem te dienen.
Alle volken zullen hem, zijn zoon, en zijn kleinzoon dienen, totdat ook voor zijn land de tijd komt dat machtige volken en grote koningen zich door hem laten dienen.
God had al die landen, waaronder Israël in handen van Babel gegeven. Nebukadnezar had dan ook recht om de ballingen naar zijn land te brengen, waar ze onder zijn gezag moesten leven. Ze moesten Nebukadnezar dienen, maar God zou nooit willen dat ze ook onder godsdienstig gezag moesten buigen, want dan zouden ze YHWH verloochenen. Er is een grens aan dat dienen en dat betreft de godsdienst. Nebukadnezar eiste iets wat hij niet mocht eisen, want zij mochten van God geen beelden aanbidden. Godsdienst en staat moeten gescheiden blijven omwille van het geweten.
De antichrist in de eindtijd zal niet, zoals Nebukadnezar, tot de erkenning komen dat er geen andere god is die zo redden kan. Hij zal zelf lasterlijke dingen zeggen over de God aan Wie Hij zich gelijk wil stellen.
Hij zal uiteindelijk zelf in de poel van vuur en zwavel komen. Daaruit wordt hij niet gered. Pas op dat je op geen enkele manier aan hem verbonden raakt. Houd je vast aan Yeshua die satan aan het kruis verslagen heeft. En volg Hem in het geloof zoals Sadrach, Mesacht en Abed-Nego.
Wij kunnen voor dezelfde beproeving komen te staan:
Openbaring 13, vers 15
En hem werd macht gegeven om een geest te geven aan het beeld van het beest, opdat het beeld van het beest zelfs zou spreken, en zou maken dat allen die het beeld van het beest niet zouden aanbidden, gedood zouden worden.
Ida