English & other languages: click here!

1 Samuel 17:34-37 Een taak met eeuwigheidswaarde

1 Samuel 17:34-37 Toen zei David tegen Saul: Uw dienaar weidde de schapen van zijn vader, en kwam er een leeuw of een beer die een schaap van de kudde wegnam, 35. dan ging ik hem achterna, sloeg hem neer en redde het uit zijn bek. En als hij mij dan aanviel, greep ik hem bij zijn baard, sloeg hem neer en doodde hem. 36. Uw dienaar heeft zowel leeuw als beer verslagen. Zó zal deze onbesneden Filistijn zijn als een van hen, omdat hij de gelederen van de levende God gehoond heeft. 37. Verder zei David: De HEERE, Die mij uit de klauwen van de leeuw gered heeft en uit de klauwen van de beer, Die zal mij redden uit de hand van deze Filistijn. Toen zei Saul tegen David: Ga heen, de HEERE zij met je!

Het herderschap van David was de voorbereiding voor een taak met eeuwigheidswaarde

In dit kleine citaat uit 1 Samuël 17 verdiepen we ons in een gesprek tussen Saul en David. De situatie waarin dat gesprek plaats vond was uiterst gespannen. Het Israëlische leger had zich verzameld voor de strijd tegen de Filistijnen en zijn kamp opgeslagen in het Eikendal (Vallei van de terebinten). Het dal ligt ten westen van Jeruzalem, waar het riviertje de 'Ela'/'Elah' stroomt. Voor de Filistijnen vanuit de kuststreek, was dit dal de toegangspoort tot het gebergte van Juda.

De groene, glooiende heuvels rondom dit gebied zijn ​​er nog steeds en ze waren getuige van een van de meest opmerkelijke veldslagen in de Bijbel. Het begon toen de Filistijnen, voortdurende vijanden van Israël, in deze periode, hun leger verzamelden op een berg , en op een tegenoverliggende berg was het leger van Israël opgesteld. De drie oudste zonen van Isaï namen deel aan deze strijd: Eliab, de eerstgeborene, en zijn tweede zoon Abinadab, en de derde Samma. David, Isaï’s jongste zoon hoedde de schapen van zijn vader en ging af en toe zijn broers met geschenken van thuis bezoeken.

De Filistijnen schoven hun trofee Goliath naar voren voor een tweekamp tussen kampstrijders. Israël moest ook zo’n strijder sturen.

Goliath bracht dat zo onder woorden:
1 Samuel 17:8-9 Hij stond daar en riep de gelederen van Israël toe; hij zei tegen hen: Waarom zou u uittrekken om u op te stellen voor de strijd? Ben ik niet een Filistijn en bent u geen dienaren van Saul? Kiest u een man uit die naar mij toe komt. 9. Als hij met mij vecht en mij kan verslaan, zullen wij u tot slaven zijn, maar als ik hem overwin en hem versla, zult u ons tot slaven zijn en ons dienen.

Zodra de mannen van Israël Goliath zagen aankomen, vluchtten zij allemaal voor hem weg en waren heel angstig. 

De reus Goliath was ongeveer 3 meter lang. Hij kwam uit Gat (onderdeel van de Filistijnse vijfstedenbond), behoorde tot de Refaïeten, een bevolkingsgroep die verwant is aan de Enakieten (Jozua 11:22). De koning van Og was zo’n Refaïet. Hij had een indrukwekkende wapenrusting. Een enorme speer waarvan alleen al de ijzeren punt ongeveer 6½ kg woog.

Niemand durfde het op te nemen tegen deze geweldenaar die het volk vervoekte en bespotte. Maar toen kwam David, een jonge knaap, een herder. Hij hoorde de spottende taal van deze geweldenaar. Een heilige verontwaardiging maakte zich van hem meester. Hij zei tot zijn volksgenoten:

´Wie is deze onbesneden Filistijn wel, dat hij de gelederen van de levende God durft te honen?´ (1 Sam. 17:26)

De drie oudere  broers van David lachten hem uit en zeiden dat hij beter bij de schapen kon blijven. Koning Saul hoorde ervan en liet David halen. David zei tegen koning Saul: “Ik, Uw dienaar zal gaan en met deze Filistijn vechten”. (1 Sam. 17:32)

En dan volgt er een gesprek tussen Saul en David dat verrassende aanknopingspunten biedt tot het Bijbels verstaan van de geestelijke strijd de geschiedenis door op aade.

Ik hoorde dit beknopt uitgelegd in een radioprogramma (Leerhuis – Radio Israël – Robert Berns 7-10-2022), heb het bestudeerd en wil het graag delen. Hierbij zien we heel veel Bijbelse verbanden. Zo biedt deze geschiedenis inzicht over wat er ook in onze tijd plaatsvindt: de strijd tussen Gods komende Koninkrijk en het rijk van de antichrist.

Eerst het citaat voorzien van rood gekleurde bijzonderheden:

1 Samuel 17:34-37 Toen zei David tegen Saul: Uw dienaar weidde de schapen van zijn vader, en kwam er een LEEUW of een BEER die een schaap (LAM  שֶׂה seh Strong 7716 )  van de kudde wegnam,

35. dan ging ik hem achterna, sloeg hem neer en redde het uit zijn bek. En als hij mij dan aanviel, greep ik hem bij zijn baard, sloeg hem neer en doodde hem.

36. Uw dienaar heeft zowel LEEUW als BEER verslagen. Zó zal deze onbesneden Filistijn (beeld van DRAAK) zijn als een van hen, omdat hij de gelederen van de levende God gehoond heeft.

37. Verder zei David: De HEERE, Die mij (LAM שֶׂה seh Strong 7716 ) uit de klauwen van de LEEUW gered heeft en uit de klauwen van de BEER, Die zal mij redden uit de hand van deze Filistijn (DRAAK). Toen zei Saul tegen David: Ga heen, de HEERE zij met je!

(Davids redding was niet uit eigen kracht, maar door Gods bovennatuurlijk ingrijpen werd het LAM gered) David symbool vn het LAM, tegenover de Filistijn beeld van het BEEST (kreeg macht van de DRAAK)

Aramese Tartoem (Aramese vertalingen van de Hebreeuwse delen van de Bijbel): het lied van het Lam – Hierin noemt Goliath zichzelf  LEEUW en BEER en David als het LAM.

De dieren in de profetieën zijn geen echte dieren, maar geven symbolisch het karakter weer van de machten die tegen God strijden.

Die LEEUW en BEER, maar ook de macht van satan die daarachter staat “DRAAK”:  komen we ook tegen in

Openbaring 13:2-4 En het beest dat ik zag, leek op een PANTER, en zijn poten waren als die van een BEER, en zijn muil was als de muil van een LEEUW. En de DRAAK gaf hem zijn kracht, zijn troon en grote macht.

3. En ik zag een van zijn koppen als dodelijk gewond, maar zijn dodelijke wond werd genezen. En de hele aarde ging het beest met verwondering achterna.

4. En zij aanbaden de DRAAK, omdat hij aan het beest macht gegeven had. En zij aanbaden het beest en zeiden: Wie is aan dit beest gelijk? En wie kan er oorlog tegen voeren?

8 En allen die op de aarde wonen, zullen het aanbidden, althans van wie de namen niet zijn geschreven in het boek des levens van het LAM Dat geslacht is, van de grondlegging van de wereld af.

11. En ik zag een ander beest opkomen, uit de aarde, en het had twee hoorns, als die van het LAM, maar het sprak als DE DRAAK.

 

De volgende tekst uit Ezechiël past ook in dit terugkerend patroon:

Ezechiël 32:2 Mensenkind, hef een klaaglied aan over de farao, de koning van EGYPTE, en zeg tegen hem: U leek onder de heidenvolken op een jonge LEEUW; en u was als een zeemonster (SV: ZEEDRAAK) in de zeeën, u barstte los in uw rivieren, bracht het water met uw voeten in beroering en maakte hun rivieren troebel.

De Farao van Egypte, het zeemonster (Ezechiël 29:5) ligt op woestijngrond en sterft. De statenvertaling vertaalt in 29:3 "de oude zeedraak". De "draak uit de zee"..... hé: ....... "het beest uit de zee"!! Openbaring 13:1 dat in Openbaring 13:4 in verband wordt gebracht met "de draak", dat wil zeggen "de duivel". 

En dan het LAM waarover David tot Saul spreekt. (1 Sam. 17:34 en 1 Sam. 17:37). David was hier het LAM dat door God gered werd uit de klauwen van Goliath, de DRAAK, de duivel. Het LAM dat bovendien het beeld is van het LAM dat geslacht is: Yeshua de Messias. Ook het genoemde deel uit Openbaring spreekt over dat LAM (Openb. 13:8) en in Openbaring 13:11 is het de antichrist die zich vordoet als het LAM, maar de taal van de DRAAK sprak.

We weten hoe de tweekamp tussen Goliath en David is afgelopen. Het is een blauwdruk van wat in de hele wereldgeschiedenis zich afspeelt.

Verder doorbordurend op deze vergelijkingen denk ik aan de STEEN אֶבֶן  “eben” Strong H68 uit Davids slinger, die in het voorhoofd van de angstwekkend grote Goliath drong, zodat hij met zijn gezicht ter aarde viel.

En denk ik aan de STEEN אֶבֶן “eben” H69 Aramees die het enorme beeld van de wereldrijken uit Dabiël 2:49 ter aarde liet vallen en verbrijzelde.

Psalm 118:22 De STEEN אֶבֶן  “eben” Strong H68 die de bouwers verworpen hadden, is tot een hoeksteen geworden.

Het is DE STEEN YESHUA/JEZUS die in dit alles de hoofdrol vervult.

Psalm 118:22 De steen die de bouwers verworpen hadden, is tot een hoeksteen geworden.

Moge bij velen van ons die heilige verontwaardiging van David zich openbaren als we ons beschikbaar stellen voor Gods Heilige Geest, in getrouwheid aan Zijn Woord. Dezelfde heiige verontwaardiging, opgewekt door Gods Geest, toen Pinchas/Pinehas de speer gebruikte omdat een Israëliër in de tabernakel afgodische hoererij bedreef met een Moabitische. Dezelfde heilige toorn, doordat de ijver voor Gods Huis Hem verteerde, toen Yeshua/Jezus de tafels van de geldwisselaars en duivenverkopers in tempel omkeerde.

De geschiedenis beschreven in 1 Samuël 17 leert ons dat we God kunnen vertrouwen als wij te maken krijgen met de Goliaths van onze tijd die de schapen van Gods kudde willen wegroven.

Ida