To translate this page into different languages, click here!
1 Koningen 7 bouw paleis en tempel Salomo
Afbeelding: De stad van David naar het model van het Israel Museum
De "Stad van David" op de Ofelheuvel onder de Tempelberg wordt beschouwd als het oudste bevolkte deel van Jeruzalem. Volgens de Bijbel werd de stad, bewoond door de Kanaänitische Jebusieten, rond 1000 voor Christus veroverd door David en werd het de hoofdstad van zijn koninkrijk. (2 Samuël 5) Dit werd later de berg Sion genoemd. Zijn zoon Salomo bouwde de eerste joodse tempel op de naburige heuvel. In de studie over 1 Koningen 5,6 is al aandacht gegeven aan de bouw van deze tempel. In hoofdstuk 7 vinden we het vervolg, maar daaraan voorafgaand een korte beschrijving van het paleis van koning Salomo.
Dat paleis kreeg de naam "het Woud van Libanon". Een naam die zich laat verklaren, omdat het benodigde hout voor de beide projecten vanuit Libanon kwam. Het paleis werd 45 meter lang, 22,5 meter breed en 13,5 meter hoog. De bouw nam 13 jaar in beslag. Er werd een voorhal in gebouwd waar de troon voor de rechtspraak geplaatst werd en eenzelfde voorhal voor de Egyptische prinses waarmee hij getrouwd was. Er werden grote kostbare stenen als fundament gebruikt en het paleis bevatte veel cederhout.
We gaan verder met de tempel. Hiram de Fenicische koning van Tyrus (Libanon) was een vriend en bondgenoot van zowel David als van zijn zoon Salomo. Een vriendschappelijke betrekking tussen beide landen die in latere tijden niet heeft standgehouden. Maar nu met de bouw van de tempel was er een zeer goede samenwerking. Het bouwplan van de tempel was gebaseerd op de tabernakel, wat betreft maten en vorm. Het was voor die tijd een gigantisch bouwwerk, het had ongeveer de volgende afmetingen: dertig meter lang, tien meter breed en vijftien meter hoog. Voor het gebouw is een hal van tien
meter breed en vijf meter lang.
Hiram was ook de naam van een bijzonder bekwame koperslager uit Libanon, die voor Salomo aan het werk ging om de attributen voor de tempel te maken. Hij wordt net zo met wijsheid begiftigd beschreven als Bezaleël in Exodus 35-37.
Hij vervaardigde de twee koperen pilaren, waarover in de vorige studie als volgt geschreven werd: De pilaar aan de rechterkant werd Jachin genoemd (‘Hij zal bevestigen’), die aan de linkerkant Boaz (‘in kracht’) (1 Koningen 7:21) .
Deze namen verwijzen naar de Messias, Die het koninkrijk van God op aarde zal vestigen. In Hem is de kracht om Gods plan tot in de kleinste details uit te voeren. Maar er blijkt ook een opvallende relatie te zijn tussen de twee pilaren en de koningen Joas en Josia.
Helaas worden deze pilaren in onze tijd ook ten onrechte als symbolen gebruikt in de vrijmetselarij. Zie de vorige studie. In Jeremia lezen we nog nadere informatie over deze holle koperen pilaren:
Jeremia 52:21 Wat betreft de pilaren: een pilaar was achttien el hoog, een draad van twaalf el kon hem omspannen. De dikte ervan was vier vingers, en hij was hol.
Boven op de pilaren lagen kapitelen in de vorm van een lelie.
Er moesten allerlei voorwerpen van zuiver goud vervaardigd worden: messen, bloemen, lampensnuiters, koppen, potten, scheppen, sprengbekkens, offerschalen, vuurpannen, wierookvaten, de scharnieren van de toegangsdeuren van het heilige der heiligen en de deuren van de hoofdingang van de tempel. Al deze voorwerpen werden vervaardigd van zuiver goud.
Hij maakte het gouden reukofferaltaar en de tafel voor de toonbroden van goud, zoals dat ook in de tabernakel het geval was. Maar er werden wel tien zuiver gouden menora's gemaakt die van de avond tot de morgen verzorgd zouden moeten worden in het heilige deel voor de priesters. Vijf aan de éne kant en vijf aan de andere kant. De kandelaar was in de tabernakel de enige bron van licht in het Heilige en de olie was het beeld van de Heilige Geest.
De functie van de kandelaar in de tabernakel was om licht te werpen op het voorwerp dat er direct tegenover stond: de gouden tafel met de toonbroden. Die toonbroden vertegenwoordigen Yeshua, maar ook Zijn Lichaam, de 12 stammen van Israël. Hij zei immers:
Ik ben het Brood des levens... Ik ben het levende brood, dat uit de hemel neergedaald is; als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. En het brood dat Ik geven zal, is Mijn vlees, dat Ik geven zal voor het leven van de wereld. (Joh. 6:48,51)
Er waren geen voorhangsels meer, maar houten deuren die opvouwbaar waren.
In de voorhof stond het bronzen wasvat, dat ook wel de "zee" genoemd wordt. Dat vat wordt door de priesters gebruikt als ze zich volgens een bepaald voorschrift moeten wassen. Het vat heeft een omtrek van vijftien meter, is tweeënhalve meter hoog en wordt ondersteund door twaalf koperen runderen, die allemaal met hun kop naar een van de vier windrichtingen lagen. Dit grote waterbekken stond aan de rechterzijde aan de zuidzijde van de tempel, naar de oostzijde van de tempel. Volgens de video kan dit wasvat 90.000 liter water bevatten.
In Openbaring staat een tekst waarin het ook over "de zee" gaat.
Openbaring 21:1 En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan. En de zee was er niet meer.
Ik heb wel eens gehoord dat met "de zee" in die tekst ook het wasvat kan zijn bedoeld, want als alles rein en volmaakt is, dan is er geen rituele reiniging meer nodig. Dat er geen tempel en wasvat zal zijn heeft God ons bekend gemaakt. Maar of de oceaan er niet meer is kunnen we niet met zekerheid zeggen.
In de tempel van Salomo stond vanzelfsprekend ook een brandofferaltaar. Dit wordt echter niet genoemd in het hoofdstuk dat we hier behandelen. We vinden dat in:
2 Kronieken 4:1 Hij maakte ook een koperen altaar; zijn lengte was twintig el, zijn breedte twintig el, en zijn hoogte tien el. (ongeveer 10 meter in het vierkant) en ongeveer twee keer zo groot als het oorspronkelijk voor de tabernakel gebouwde altaar (Exodus 27: 1-2).
Dit altaar was van stenen gebouwd met koper overtrokken en stond op een stenen verhoging. Daardoor kwam de nadruk te liggen op de noodzaak van het bloed van het Offerlam dat nodig is voor de redding van de offeraar. We zien dat David de bouw van de tempel al had voorbereid en had daarbij vooral het brandoffer al in gedachten, omdat hij zelf ook redding had moeten zoeken na de door God verboden volkstelling:
1 Kronieken 22:1 Toen zei David: Dit hier is (de dorsvloer van Ornan, de Jebusiet 1 Kronieken 21) het huis van de HEERE God, en dit is het brandofferaltaar voor Israël.
David was het ook die Salomo de instructie gaf om de vreemdelingen in het land aan het werk te zetten:
1 Kronieken 22:2 Vervolgens zei David dat men de vreemdelingen moest verzamelen die in het land Israël waren, en hij stelde steenhouwers aan om gehouwen stenen uit te hakken om het huis van God te bouwen.
David had al veel materialen ingekocht, zodat zijn zoon de tempel kon bouwen, zoals God gezegd had.
1 Kronieken 22:10 Hij is het (Salomo) die voor Mijn Naam een huis zal bouwen, en hij is het die Mij tot een zoon zal zijn, en Ik hem tot een Vader. En Ik zal de troon van zijn koninkrijk tot in eeuwigheid over Israël bevestigen.
In deze tekst zien we de profetische lading van de Hemelse Vader, waarvan de Zoon Hem een huis zal bouwen en de troon van Gods Koninkrijk voor eeuwig zal bevestigen.
Efeze 2: 17 En bij Zijn komst heeft Hij door het Evangelie vrede verkondigd aan u die veraf was, en aan hen die dichtbij waren. 18 Want door Hem hebben wij beiden door één Geest de toegang tot de Vader. 19 Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, 20 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is, 21 en op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in de Heere; 22 op Wie ook u mede gebouwd wordt tot een woning van God, in de Geest. Christus echter is getrouw over Zijn huis als Zoon. Zijn huis zijn wij, als wij tenminste de vrijmoedigheid en de roem van de hoop tot het einde toe onwrikbaar vasthouden.
Nu de tijd van genade ten einde loopt is het goed om de laatste regel van de hier boven vermelde tekst extra te onderstrepen als bemoediging. Het is van groot belang voor ieder van ons, nu satan allerlei pogingen doet om de mens in te lijven als zijn lijfeigenen om ons van God gegeven DNA te veranderen en ons indirect daartoe verplicht:
Zijn huis (tempel) zijn wij, als wij tenminste de vrijmoedigheid en de roem van de hoop
tot het einde toe onwrikbaar vasthouden!
Satan blijkt door zijn afval van God een moordenaar en leugenaar van de beginne te zijn (Joh. 8:44). Hij probeert zelfs de oorsprong van het leven te vernietigen door abortus, euthanasie, DNA- en genderverandering. Hitler, een voorloper van de antichrist, paste de massamoord door middel van de gasovens toe en stelde de Arische rassennormen als de de superioriteit van het blanke, Germaanse ras. Hij werd geïnspireerd door boeken van occultist en medium Helena Blavatsky, die het vanouds bestaande Arische volk uit Iran en Indië een bijzonder hoog beschavingsgehalte toekende. Volgens Hitler werd het arische ras echter gekenmerkt door een lang, atletisch lichaam, een lichte huid, sluik blond haar en niet-bruine ogen. Normen die de maatstaf vormden voor de keuze tussen leven of dood. Iets dergelijks komen we in onze tijd tegen bij de standpunten van de Joodse Yuval Noah Harari, die het over de 'nutteloze klasse' heeft.
Omstreeks het jaar 1000 voor Christus nam de nieuwe tempel van Salomo te Jeruzalem de centrale functie van de tabernakel over en werd de Ark van het verbond daarnaar overgeplaatst. Die overplaatsing lezen we in 1 Koningen 8. De inmiddels eeuwenoude tabernakel werd door Salomo naar Jeruzalem opgevoerd en waarschijnlijk opgeborgen en zorgvuldig bewaard in de nieuwe stenen tempel.
Jur & Ida