Johannes 11 - de aanloop naar de OPSTANDING

Op 8 Nisan (dit jaar valt dat op 6 april) staan we stil bij de opwekking van Lazarus, met welk gebeuren de lijdensweek van Yeshua een aanvang neemt. Wat hier gebeurde bewees onmiskenbaar de macht van de Zoon van God over de dood.

Het hoofdstuk begint met ‘er was iemand ziek….' die ‘iemand was een heel goede vriend van Yeshua en de discipelen. Samen met zijn zussen Maria en Martha, die in Bethanië woonden stelden zij  hun huis altijd open voor Yeshua en zijn discipelen. Yeshua maakte dan ook vaak en dankbaar gebruik van hun liefdevolle gastvrijheid..

De zussen lieten Yeshua weten dat  Lazarus ernstig ziek was. Het bericht bevatte de volgende boodschap: “Heere, zie, hij die U liefhebt, is ziek.” Toen Yeshua dat bericht las, was hij niet geschokt of van streek. Hij zei dat de ziekte van Lazarus niet zou eindigen in de dood, maar dat dit gebeurde “met het oog op de heerlijkheid van God, opdat de Zoon van God erdoor verheerlijkt wordt.” Yeshua ging ook niet meteen naar Bethanië toe, maar bleef nog twee dagen in de plaats waar hij was.

Na twee dagen stelde Yeshua voor om naar Judea te gaan. De discipelen probeerde Hem ervan te weerhouden, want ze wisten dat de farizeeën Hem wilden stenigen. Daarover lezen we in het vorige hoofdstuk. Yeshua had daar o.m. gezegd: Ik en de Vader zijn Één.” (Joh. 10:30)  Als reden voor die steniging gaven ze: “Wij stenigen U niet vanwege een goed werk, maar vanwege godslastering, namelijk omdat U, Die een Mens bent, Uzelf God maakt.” (Joh. 10:33)

Dan volgt er een merkwaardige uitspraak van Yeshua:

Johannes 11:9-11
9. Jezus antwoordde: Zijn er niet twaalf uren in de dag? Als iemand overdag loopt, stoot hij zich niet, omdat hij het licht van deze wereld ziet,
10. maar als iemand 's nachts loopt, stoot hij zich, omdat het licht niet bij hem is.
11. Dit sprak Hij, en daarna zei Hij tegen hen: Lazarus, onze vriend, slaapt, maar Ik ga naar hem toe om hem uit de slaap op te wekken.

Yeshua bedoelt met dat licht dat Hij zeker weet dat Hij deze reis maakt onder de bescherming van Zijn Vader, omdat Hij altijd alles doet wat de Vader Hem opdraagt (Joh.5:19 en 30).
Als iemand dingen doet die niet door de Vader zijn opgedragen, dan loopt hij in het donker en zal hij in gevaar komen.

Vervolges zei Yeshua: “Lazarus, onze vriend slaapt, maar Ik ga naar hem toe om hem uit de slaap op te wekken”.
De discipelen reageerden met: “O, dan wordt hij wel weer beter”. Omdat Yeshua weet dat de doden zullen opstaan, spreekt Hij over ‘de slaap van de dood’. Daarom verduidelijkt hij tegen de discipelen dat Lazarus gestorven is. Hij voegt daaraan toe:

“Ik ben blij voor u dat Ik daar niet was, opdat u gelooft; maar laten wij naar hem toe gaan.”

En Thomas Didymus, jawel, die man die we ‘de ongelovige Thomas’ noemen, had er niet veel vertrouwen in en zijn reactie was om dan maar met Yeshua mee te gaan en samen met Hem te sterven.

Toen het gezelschap in de buurt van het sterfhuis aankwam, bleek dat Lazarus al vier dagen in het graf lag,  Martha was hen tegemoet gegaan, terwijl Maria bij de gasten was die kwamen om hen te troosten. Martha zei tegen Yeshua: “Heere, als U hier geweest was, zou mijn broer niet gestorven zijn, maar ook nu weet ik dat God U alles wat U van God vraagt, geven zal (Joh. 11:21-22).

Als Yeshua dan reageert met “Uw broer zal weer opstaan…” antwoordt Martha: ´Ik weet dat hij zal opstaan bij de opstanding op de laatste dag.” Hieruit blijkt dat Martha de Schriften kende. Er staat  nog maar weinig over geschreven in die tijd, maar in Daniël wordt het duidelijk aangegeven:

Daniël 12:2 En velen van hen die slapen in het stof van de aarde, zullen ontwaken, sommigen tot eeuwig leven, anderen tot smaad, tot eeuwig afgrijzen.

En Yeshua bevestigt haar getuigenis met een bekende, troostvolle uitspraak:

Johannes 11:25-26
25. Jezus zei tegen haar: IK BEN ,de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al was hij gestorven,
26. en ieder die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in eeuwigheid. Gelooft u dat?

Het “IK BEN” in deze tekst is de verwijzing naar het Hebreeuwse YHWH. Het Griekse ἐγὼ εἰμί wordt ook in de Septuagint (Griekse vertaling van het Oude Testament) gebruikt om naar Yahweh in het Oude Testament te verwijzen. Het benadrukt hier dat Yeshua God is.

Op Yeshua’s vraag “geloof je dat?” antwoordt Martha met haar geloofsbelijdenis: “Ja HEERE, ik geloof dat U de Christus bent, de Zoon van God, Die in de wereld komen zou.”

Intussen had Martha haar zus Maria erbij gehaald met de woorden: “De Meester is er en Hij roept je.” De gasten kwamen al achter Maria aan, want ze dachten dat ze naar het graf ging om te huilen. Maria viel aan de voeten van Yeshua en zei net als Martha: “HEERE, als U hier geweest was, zou mijn broer niet gestorven zijn.”

Nu zien wedat dit alles Yeshua niet onberoerd laat. Hij proeft welk verdriet mensen mee moeten maken als gevolg van de zonde die in de wereld is gekomen. Johannes omschrijft het zo: “Hij werd in de geest bewogen en raakte innerlijk in beroering.” Toen Yeshua ook nog begon te huilen legden de gasten dat uit als de grote liefde die Yeshua voor Lazarus had. Hoewel Yeshua zeker het verdriet begrijpt dat de dood teweegbrengt is het bij Hem meer dan alleen menselijk medelijden om het verlies van een geliefde, hoewel dat natuurlijk heel zwaar is. 

Meer dan iemand anders – en feitelijk is dat alleen bij Hem zo – is Hij heilig verontwaardigd over de macht van de dood. Hij voelt volledig de macht van de vorst der duisternis die door de dood zijn gezag uitoefent, niet alleen over Maria en de Joden, maar over alle mensen. Zijn verontwaardiging betreft de dood. Hij die de opstanding en het leven is, wordt met de laatste vijand geconfronteerd.

Vanuit de gasten werd er gezegd: “Kon Hij, Die de ogen van de blinde geopend heeft, ook niet maken dat Lazarus niet gestorven was?” Ook die opmerking raakte Yeshua.
Intussen waren ze bij het graf van Lazarus gekomen. Yeshua vroeg hen om de steen van het graf weg te halen. Maar Martha maakte bezwaar, dat kan toch niet? Lazarus ligt er al vier dagen in. Er is een lijklucht. Yeshua zei tegen haar: “Heb Ik u niet gezegd dat u, als u gelooft, de heerlijkheid van God zult zien?” De steen werd daarna van het graf weggenomen en Jezus hief de ogen omhoog en zei: “Vader, Ik dank U dat U Mij verhoord hebt en Ik wist dat U Mij altijd verhoort, maar ter wille van de menigte die om Mij heen staat, heb Ik dit gezegd, opdat zij geloven dat U Mij gezonden hebt.” Na dit gebed tussen de Vader en de Zoon, sprak Yeshua Lazarus aan:

En daar kwam Lazarus uit het graf, de handen en voeten met grafdoeken gebonden en een zweetdoek om zijn hoofd. Yeshua zei tegen de omstanders: “Maak hem los en laat hem weggaan.”

En dan zie je bij dit geweldige gebeuren ook een tweedeling ontstaan. Sommigen geloofden in Yeshua als de Verlosser, de Overwinnaar van de dood en zij loofden God. Maar anderen gingen het goede nieuws klikken bij de farizeeën, die metterdaad 'des duivels' waren. In het vervolg van dit hoofdstuk lezen we hoe officieel het besluit werd genomen dat Yeshua gedood moest worden. De hogepriester Kajafas sprak profetische woorden uit, waarvan hij zelf een andere uitleg had bedacht. 

             Het is nuttig voor ons dat één Mens sterft voor het volk,                  en niet heel het volk verloren gaat.

 

 

Joh. 11:50

Ida