English: click here!
Jakobus 4 - Wereldgelijkvormigheid
Vers 1. Wat Jakobus in deze verzen zegt, staat haaks op het slot van het vorige hoofdstuk. Daar gaat het over vrede, hier over oorlog en twist. Jakobus stelt de zaak vragenderwijs aan de kaak. Hij zegt niet: ‘Er zijn oorlogen en twisten onder jullie en dat mag niet zo zijn’, maar vraagt waar die "oorlogen" en “twisten” vandaan komen, waaruit ze voortkomen. Het is ook veelzeggend dat hij spreekt over “onder u” (SV) "in uw midden" (HSV), dat wil zeggen onder hen die door Jakobus als broeders worden gezien. Dat blijkt uit meerdere teksten uit de brief van Jakobus.
Het blijkt dat Jakobus constateert dat zelfs wedergeboren mensen die hij broeders noemt, niet altijd vrij zijn van duivelse (3:15) invloeden. Hij zegt zelfs: "Want wij struikelen allen in veel opzichten" (3:2) en noemt zijn broeders "dubbelhartigen" (4:8). Als zij hiermee niet breken en dit niet belijden, kunnen broeders tegenstanders worden in de strijd.
Broeders, spreek geen kwaad van elkaar. (vers 11)
U moet niet allemaal leermeesters willen zijn mijn broeders (3:1)
Uit dezelfde mond komen zegen en vervloeking voort. Dit behoort niet zo te zijn, mijn broeders. (3:10)
Zucht niet tegen elkaar, broeders, opdat u niet veroordeeld wordt. (5:9)
In de eerste brief van Johannes wordt de houding van "ik ben niet zondig" bestempeld als "liegen" en "de waarheid niet doen". Dan heeft men de Geest van de waarheid opzij gezet.
1 Johannes 1:8 Als wij zeggen dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en is de waarheid niet in ons.
9. Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. 10. Als wij zeggen dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot leugenaar en is Zijn woord niet in ons.
Toen Paulus niet wedergeboren was vervolgde hij de gemeente en daar heeft hij na zijn bekering altijd verdriet over gehad. Het is goed onder ogen te zien dat het ten diepste gaat om een geestelijke strijd, om de zielen van mensen. Een strijd tussen de geest van Christus en de macht van de satan. Vervolging is niet in de eerste plaats gericht op de christenen, maar op Yeshua zelf. Saulus vervolgde de gemeente. Tóch zei Yeshua: “Waarom vervolgt gij Mij?” Als je dit ziet in het juiste perspectief is een christen nooit slachtoffer van de omstandigheden. Dan zie je dat vervolging een kenmerk is van de waarachtige vreze van Zijn Naam.
De Gemeente zal in de toekomst een toenemende minderheid vormen. Maar naar het Woord des Heeren wèl een overwinnende, zegevierende minderheid. Het mag lijken alsof ze de strijd verloren heeft, maar in werkelijkheid heeft ze de overwinning behaald! Waar sta jij? Ben je deelnemer of toeschouwer?
Dit betekent dat die oorlogen geestelijke oorlogen zijn, want het is oorlog niet tussen hetzelfde rijk, maar tussen volgelingen van Christus en volgelingen van satan. De laatste behoren niet tot het Koninkrijk van Gods Zoon Yeshua (Jak.2:5). In een geestelijke oorlog worden de krachten van satan en de heilige Geest gemeten. De strijd kan alleen gestreden worden als je de geestelijke wapenrusting draagt en ook geoefend bent. Het gaat om de strijd van het evangelie in de wereld (Filipp. 1:27) om mensen uit de macht van de satan te bevrijden.
Die strijd zullen we in zwakheid volbrengen, zoals Yeshua ook tegen Paulus zei. We strijden in Zijn kracht tegen valse leringen. Uit religieuze strijd weet de vijand winst te halen. Niet als we komen in de Naam van de Here, zoals David streed tegen de reus Goliath. Het volk was bang en het verging hen als de tien verspieders. Jozua en Kaleb vertrouwden echter op de Heer en zagen niet op de omstandigheden, maar op Zijn beloften.
Dat Jakobus moet spreken over “oorlogen” toont aan dat het om een strijd gaat in de hemelse gewesten. Een oorlogs- situatie ontstaat niet zomaar. Voordat iemand een oorlog begint, is er in het diepste geheim overleg gepleegd en een strategie bepaald. Tijdens het voeren van oorlog vindt er veel overleg plaats. Een oorlog is ook langdurig van aard. Satan overlegt in het diepst geheim met de overheden, de wereldbeheersers van de duisternis. De boze geesten in de hemelse gewesten nemen bezit van de ziel van mensen, die niet voor Christus zijn, maar de geest van de antichrist in zich hebben.
1 Johannes 2:18 Kinderen, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat er een antichrist komt, zijn er nu ook vele antichristen opgestaan, en daaraan onderkennen wij, dat het de laatste ure is.
Twisten laaien vaak plotseling op en doven ook snel weer uit, hoewel het vuur lang kan nasmeulen.
Oorlogen en twisten hebben echter één ding gemeen en dat is de bron van waaruit ze voortkomen.
Dat lezen we in het antwoord dat Jakobus zelf geeft op de vraag “vanwaar”. Ze komen niet voort uit de wijsheid die van boven is (Jak. 3:17), maar uit hun “hartstochten”. Hun begeerten gaan niet uit naar het bevredigd worden door wat ze hebben in het koninkrijk van Adonai Yeshua, maar door de wereld om hen heen.
In hun “leden”, dat zijn de leden van hun lichaam, voeren de hartstochten strijd om deze leden te gebruiken als werktuigen van de zonde (vgl. Rom. 6:13; 7:23). Het bestuurscentrum is het hart en daarvan hebben de begeerten bezitgenomen. De begeerten hebben daardoor het lichaam in hun macht gekregen en dat jaagt ernaar zichzelf ten koste van anderen te verrijken. Dat is het werk van demonen. Maar de mens biedt ze onderdak.
Vers 2. Maar wat levert het op? Jakobus wijst op de resultaten. Ze begeren, maar ze hebben niet. Ondanks al hun gevecht om meer welvaart en een aangenaam leven, hebben ze dat niet. Ze zijn bezig met oorlog en twist. Die vullen de diepste verlangens van een mens niet, maar bewerken iets anders, namelijk moord en doodslag.
Jakobus spreekt krasse taal. Hij houdt zijn lezers voor dat ze aan het moorden zijn. Dat kan slaan op het letterlijk vermoorden van iemand, maar het is ook van toepassing op het plegen van karaktermoord. In het laatste geval wordt er van iemand zoveel laster verspreid, dat de persoon niet meer in staat is om normaal te functioneren. Hij voelt zich bedreigd en trekt zich helemaal terug. Wie doelwit is van een lastercampagne, wordt als mens afgebroken. Zulke campagnes komen voort uit jaloersheid, dat is het misgunnen van wat de ander heeft om het zelf te bezitten.
Het nieuwe normaal is uit de duisternis en maakt de mens tot slaaf. En de NWO is het koninkrijk van de antichrist. Maar velen zien niet geestelijk en strijden religieus en politiek. Het gaat om de wereldoverheersing. De geldzucht speelt een grote rol.
Als je niet tevreden bent met wat je hebt, kun je tot een dergelijk handelen komen. Laat je niet meeslepen door gevoelens van ontevredenheid. Kijk naar mensen die zich wel daardoor op sleeptouw laten nemen en je zult constateren wat Jakobus constateert. Deze mensen kunnen niet verkrijgen wat ze begeren. Ze gaan helemaal op in het maken van ruzie en het voeren van oorlog. Wie via die weg iets wil krijgen, maakt alleen maar dingen kapot. Satan wil de wereldheerschappij en als God aanbeden worden en zijn volgelingen behoren tot zijn religie. Wij leven vandaag in gevaarlijke tijden, mensen weten niet meer wat te geloven, ze kennen de waarheid of de Bijbel niet, of komen tot afvalligheid. Wij leven in een wirwar van allerlei geloofsstromingen. Ongelovigen walgen van alle vechtende godsdiensten. In de gemeenten dringen zich on-Bijbelse leringen en praktijken binnen, die we enkele tientallen jaren terug nog niet zagen. Men kent niet eens meer het verschil tussen een “kerk” en een “gemeente”! (Etymologisch) Wij naderen de apocalyptische dagen. Yeshua komt terug.
Lukas 18:8 Ik zeg u, dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen. Doch, als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde? De ene gelooft dit een ander dat, wij beleven, momenteel een christelijke geloofscrisis. De satan maakt van de gelegenheid gebruik, om zich voor te doen als een engel des lichts, of als de beste evangelist of de beste prediker met wonderen en tekenen en met veel misleidende woorden. Hij zal behaaglijk spreken naar de mond van zijn luisteraars.
Galaten 1:10 Tracht ik thans mensen te winnen, of God? Of zoek ik mensen te behagen? Indien ik nog mensen trachtte te behagen, zou ik geen dienstknecht van Christus zijn, zegt Paulus.
Petrus doet een dringende oproep om waakzaam te zijn, en uw eigen standvastigheid te bewaren. Hij bedoelde dat wij in onze dagen meer dan ooit niet alleen onze Bijbel moeten lezen, maar hem moeten begrijpen. Wij moeten de Bijbel onderzoeken, onder leiding van de H. Geest, en die brengt geen nieuwe leringen! De profetieën dienen te worden gelezen. Zoek niet om zelf nieuwe profetieën te maken die gelijken op waarzeggerij, of Sjamanisme, want zo was het in de Babylonische godsdienst.
Openbaring 13:11-18: Het beest uit de aarde met twee horens als het Lam, dat echter spreekt als de draak. (Uit de zee is uit de volkerenzee en dat is politiek bepaald. Uit de aarde is religieus bepaald) Wat hebben christelijke kerken ons aan de politiek van het beest verkocht. Wat denk je van minister Slob en de praktijd die hij voorstaat op christelijke scholen? Dan spreekt hij als de draak. Minister de Jong is ook van een partij met een ‘C’ en de minister president heeft als hoofd een baphomet kop in het torentje hangen. En van wie kreeg hij dat cadeau? Ook van een vorige minister president die van een ‘C’-partij was. Maar ze spreken als de draak en misleiden de massa.
De kerkmensen denken daardoor politiek en laten zich niet leiden door Woord en Geest en hebben geen zicht op het Koninkrijk van God en Zijn plan met deze wereld.
Ze bouwen mee aan de toren van Babel, maar die zal de hemel niet bereiken. Want het wordt nacht op aarde.
Jakobus stelt vervolgens dat ze niet hebben omdat ze niet bidden. Bidden betekent je bewust afhankelijk van God opstellen. Zolang je bezig bent met het uitwerken van een eigen strategie om iets te verkrijgen, lukt het niet. Soms lijkt het even te slagen, maar het eindresultaat is toch dat je met lege handen staat en vooral met een leeg hart. Als je daarvan doordrongen raakt, zul je gaan bidden. Maar als je niet wedergeboren bent kun je het Koninkrijk van God niet zien. We leven in een tijd van de hoer op het beest. Ga uit Babel, zegt de Schrift.
Vers 3. Nu moet bidden wel in de juiste gezindheid gebeuren. Dat wil zeggen dat je jezelf, als je bidt, overgeeft aan de wil van de Heer. Je laat Hem beslissen of iets goed voor je is of niet. Als jouw bidden meer weg heeft van eisen dan van vragen, is het duidelijk dat jouw verlangens niets te maken hebben met Gods wil, maar met je eigen wil en het bevredigen van je eigen verlangens.
Als je wel wilt bidden in overeenstemming met Gods wil en je wensen worden niet ingewilligd, kun je dat ook zien als een goedheid van God. Als Hij het wel zou geven, zou je daarmee alleen jezelf en ook anderen schade berokkenen en Hem oneer aandoen. Wat is het gebed, dat Yeshua ons leerde toch prachtig. Als je dat bewust bidt dan bid je:
Zijn Koninkrijk kome en Zijn wil geschiede in de hemel en op de aarde.
Uit het Woord leer je Zijn wil kennen.
Het gaat om het toetsen van de motieven van je hart. God kent de verborgen motieven van je hart als je bidt. Hij weet precies waarom je iets aan Hem vraagt. Hij bestempelt je gebed als verkeerd als Hij ziet dat de drijfveer van je gebed alleen maar egoïsme is. Het enige waarom je vraagt, is om het voor jezelf te gebruiken. Jakobus spreekt in dit verband niet over gebruiken of misbruiken, maar over “verkwisten” (TELOS vertaling, de meeste andere vertalingen gebruiken het woord “doorbrengen”.) Dit woord geeft aan dat geen enkele waarde wordt toegekend aan wat gegeven is. Zo wil God niet dat wordt omgegaan met wat Hij geeft en daarom geeft Hij het niet.
Vers 4. Hun hele gedrag is door en door werelds. Jakobus spreekt hen dan ook terecht aan als “overspeligen”. Je kunt niet je eigen genoegens najagen zonder in de wereld verstrikt te raken. Begeertebevrediging zonder God is namelijk alleen in de wereld te vinden. Als je dan ook de bevrediging van je begeerten in deze wereld zoekt, zoek je “vriendschap jegens de wereld”. Vriendschappelijk met de wereld omgaan is overspel van geestelijke aard. Het is een verloochening van je verhouding tot God. Je leven laat dan het tegendeel zien van wat je als christen belijdt.
Als christen zeg je dat je de wereld vaarwel hebt gezegd, dat je van God bent en Hem trouw wilt dienen, maar in je leven geniet je van de dingen van de wereld. Door je wereldse gedrag laat je zien dat je een vriend van de wereld bent. De manier waarop de wereld bezig is met en voor zichzelf, spreekt je aan en volg je na. De wereld vindt dat prachtig en erkent jou als vriend. De waardering van de kant van de wereld is op zich al bedenkelijk.
De keerzijde van deze zwarte medaille is nog bedenkelijker, want daar staat op dat die vriendschap “vijandschap jegens God” is. Het één is onlosmakelijk aan het ander verbonden, vergis je niet. Jakobus is daar helder in.
Hij spreekt er zo radicaal over omdat in deze gevallen elk compromis een belediging voor God is. Denk maar eens goed na. Jij hoorde vroeger bij de wereld. Je hebt ingezien wat de wereld is, hoe leeg en ook hoe vol vijandschap tegen God. Die vijandschap is op het hoogst zichtbaar geworden in de verwerping van en moord op Yeshua, van Wie jij zegt dat jij je leven aan Hem te danken hebt. Als dat realiteit voor je is, hoe zou je dan nog vriendschappen kunnen aanknopen met mensen die nog steeds als haters van Yeshua te boek staan? Tegenover zulke mensen kun je alleen maar getuigen van wat jijzelf in Hem hebt gevonden en bidden dat zij Hem ook leren kennen.
Van een dergelijk getuigenis komt niets terecht als je met de wereld heult. Hoe kun je geloofwaardig over Gods oordeel over de wereld spreken, als uit je leven blijkt dat je naar de normen van de wereld handelt en het in de wereld enorm naar je zin hebt? Je leeft òf voor de wereld en dan ben je een vijand van God, òf voor God en dan wil je niets met de wereld te maken hebben. Er is geen neutraliteit mogelijk. Licht en duisternis gaan niet samen (2 Kor. 6:14).
Vers 5. Om zijn krachtige boodschap te onderstrepen wijst Jakobus op het spreken van de Schrift en het begeren van de Geest. Van de Schrift gaat een sprake uit die niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is. Waar je ook in de Schrift leest, overal kom je het getuigenis tegen dat alles wat van God is, niet met de zondige mens in verbinding kan zijn. Overal waarschuwt de Schrift Gods volk tegen de omgang met de wereld. Of meen je dat de Schrift dit “tevergeefs” zegt? Vergeet het maar. De Schrift spreekt daarover niet tevergeefs, behalve dan voor mensen die de Schrift aan hun laars lappen. Nee, de Schrift spreekt duidelijke taal voor wie oren heeft om te horen.
Door vervolgens ook op het werk van de Geest te wijzen laat Jakobus zien hoezeer Woord en Geest samenwerken. Wat vreemd is aan de Schrift, is ook vreemd aan de Geest. Dat geldt ook omgekeerd. Net zomin als je ergens in de Schrift enige verbinding tussen God en de zonde ontdekt, net zomin brengt “de Geest Die in ons woont” jou tot een handelen in “afgunst”. De Geest Die in jou woont, bewerkt geen oorlog en twist, maar betrekt je wel in de geestelijke oorlogsvoering die in deze wereld gaande is. De strijd van Gen. 3:15 waarbij beloofd wordt dat de kop wordt vermorzeld, maar de hiel/de VOET verwond zal worden, gaat door. Efeze 1:22: alles wordt onder Zijn VOETEN gesteld, Rom. 16:20 de God nu des vredes zal WELDRA DE SATAN ONDER UW VOETEN VERTREDEN.
Vers 6. De Geest Die in jou woont, wil jou daar bovenuit tillen door “grotere genade” te verlenen. Die grotere genade verleent Hij aan jou om jou in staat te stellen daaraan niet mee te doen en te leven voor de ander en tot eer van God.
Dan moet je wel de plaats van nederigheid innemen. Het vlees, de wereld en de duivel mogen grote macht hebben, de genade die God geeft, is veel groter. Hij geeft die genade echter alleen aan de “nederigen”.
Nederig zijn heeft niets te maken met een voortdurend schuldige en slaafse houding ten opzichte van andere mensen. Dat is wat de duivel ons wil laten geloven.
Zonden moeten aan God en elkaar beleden worden en we mogen vergeving ontvangen. In plaats van een slaafse houding moeten we door Gods Geest heersen over zonden en de machten van de duisternis. Nederigheid naar God betekent dat we het niet beter willen weten dan Hij en dat we het verlangen hebben om alleen in Zijn wegen te gaan.
Vers 7. Om de genade van God te ontvangen is de juiste gezindheid, die van nederigheid, nodig. Die kun je laten zien door je te onderwerpen aan God. Daar roept Jakobus toe op. Deze oproep heb je voortdurend nodig. Het gaat erom dat je niet meer zelf de controle uitoefent over je begeerten en je hele leven, maar dat je alles loslaat en in Gods hand legt. Gegarandeerd dat je dan Zijn genade zult ervaren om vanuit dat besef van genade te leven.
Denk niet dat je vervolgens gemakkelijk achterover kunt leunen omdat de rest van je leven dan wel op rolletjes zal lopen. Nee dus. Reken er maar op dat de duivel actief wordt als jij de Geest Die in jou woont in je laat werken. Om hem in zijn activiteit te stoppen moet je hem weerstaan. Het is de duivel erom te doen dat je weer onafhankelijk van God gaat handelen. Wie zich onderwerpt aan God, zal hem kunnen weerstaan. De duivel ontmoet dan niet een zwak mens, maar de almachtige God en voor Hem gaat hij op de loop.
Yeshua is het volmaakte voorbeeld van liefdevolle overgave aan God. Er was bij Hem niets waarvoor Hij Zich moest vernederen, want Zijn hele leven was een volkomen onderwerping aan God. Die onderwerping bracht Hem in de woestijn. Daar zie je hoe Hij de duivel weerstond, toen deze naar Hem toe kwam om Hem te verzoeken (Matth. 4:1-11). Je leert van Yeshua dat je de duivel kunt weerstaan door het gebruik van het Woord van God. Je ziet het weerstaan ook in het leven van Abraham als de koning van Sodom bij hem komt met zijn list (Gen. 14:21-24).
Vers 8. Om de duivel te weerstaan moet je in het heiligdom zijn, in de tegenwoordighed van God. Daar zie je de grootheid en sterkte van God. Daarom word je aangespoord om tot God te naderen. Het is wel belangrijk dat je in geloof nadert (Heb. 11:6). Als je dat doet, doe je de ervaring op dat God tot jou nadert. Hij zal je laten merken dat Hij het voor je opneemt tegen de macht van de vijand. Het zijn in de tegenwoordigheid van God vraagt een praktijk die met Gods heiligheid in overeenstemming is. Je onderwerping aan God moet blijken uit je daden. Daarvan spreken je handen. Je handen laten aan de mensen om je heen zien wat je doet.
Bedenk wel dat je handelingen voortkomen uit je hart. Je hart zet je handen aan tot daden. Om in Gods tegenwoordigheid te zijn en Zijn bescherming te ervaren moeten je handen gereinigd zijn. Dat wil zeggen dat je uit je leven moet hebben weggedaan wat er niet in thuis hoort. Je kunt moeilijk bij God komen, terwijl er dingen in je leven zijn, waarvan je weet dat God je daarop aanspreekt. Het zal eerder zo zijn, dat bepaalde kwalijke praktijken die je nog handhaaft je de lust ontnemen om tot God te naderen.
Omdat een mens toch in staat is om God in een verkeerde gezindheid te naderen (Lukas 18:10-12), wijst Jakobus ook op de gesteldheid van het hart. Je hart moet gezuiverd zijn van elke bijbedoeling. Jakobus heeft het er al over gehad dat je verkeerd kunt bidden, dat wil zeggen bidden met verkeerde bedoelingen (vers 3). Nu roept hij op je hart te zuiveren van die verkeerde bedoelingen. God “vindt vreugde in waarheid in het binnenste” (Ps 51:8). Je kunt je hart zuiveren van verkeerde bedoelingen door oprecht te bidden: “Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, beproef mij en ken mijn gedachten. Zie of er bij mij een schadelijke weg is en leid mij op de eeuwige weg” (Psalm 139:23-24).
Jakobus spreekt zijn lezers aan als “dubbelhartigen”. Moet hij jou ook zo aanspreken? Een dubbelhartige is een persoon die innerlijk verdeeld is (NBG), letterlijk staat er in het Grieks “met een dubbele ziel”. Het duidt op het hinken op twee gedachten als je twee keuzen worden voorgehouden. Je wordt tussen beide keuzen heen en weer geslingerd, terwijl je innerlijk weet wat de goede keus is.
Een goede illustratie daarvan vind je in de geschiedenis van Elia op de Karmel. Het volk van God bevindt zich onder aanvoering van Achab en Izebel in de macht van de afgodendienst en Elia dient de ware God. Als Elia Achab uitdaagt tot een treffen tussen God en de afgoden, roept hij het volk en de valse profeten op de berg Karmel bijeen. Als dan het volk tot Elia nadert, zegt hij: “Hoelang hinkt u nog op twee gedachten” (1 Kon. 18:21)?
Heb jij je definitieve keus al gemaakt, of hink je nog op twee gedachten? Laat je door Jakobus gezeggen en maak schoon schip met je leven als er dingen zijn, waarvan je weet dat die je dienst voor God in de weg staan.
Zoals je in de eerste verzen van deze brief hebt gelezen, schrijft Jakobus aan het geheel van Israël, de twaalf stammen, maar tegelijk aan de gelovigen uit de volken die de erenaam Israël aangenomen hebben door Yeshua te volgen. (Jesaja 44:5 – Galaten 3:29). Onder de “gelovigen” zijn velen niet wedergeboren.
Jakobus zegt tegen het volk in zijn geheel dat ze ellendig moeten zijn en moeten treuren en wenen. Het is een misrekening met fatale gevolgen als iemand meent dat hij door het loutere feit dat hij als Israëliet of kerklid geboren is, automatisch in de zegeningen van Gods volk zal delen.
Heel wat mensen in onze wereld rekenen zichzelf tot Gods volk en menen dat ze christen zijn, louter en alleen omdat ze door hun doop tot een kerk of gemeente behoren of omdat ze christelijke ouders hebben. Op hen is het woord van Yeshua van toepassing dat ze ellendig en jammerlijk en blind en naakt zijn (Op 3:17).
Vers 9. Het is van levensbelang dat zulke mensen de ellende van hun situatie inzien. Wie oog krijgt voor het ware gezicht van de wereld, zal zich zijn ellende bewust worden. De wereld is een systeem dat als een kermis functioneert. Er is plezier voor iedereen, maar het is een kermis van de dood. Gods oordeel komt daarover. Wie maar even nadenkt, voelt de leegte. Zolang iemand in de wereld tussen zijn zogenaamde vrienden is, houdt hij zich groot. Hij lacht en drinkt mee, alsof het leven een groot feest is, maar thuis, op zijn kamer, is hij er ellendig aan toe. De eenzaamheid overvalt hem.
Als hij maar eens eerlijk tegen het leven zoals hij dat leeft, zou durven en willen aankijken. Dan zou hij tot de conclusie komen er niet langer deel van te willen uitmaken. Het zou gaan doordringen dat Gods oordeel erover komt. Hij zou beseffen dat Gods oordeel ook over hem moet komen. Zijn leven is immers een drama, vol ellende en walgelijke daden. Terecht ontstaat er vrees voor Gods oordeel.
Vers 10. Als dat wordt erkend, is de weg naar de zegen ingeslagen. Die weg begint met het erkennen van de eigen hopeloze situatie zonder enige mogelijkheid zichzelf daaruit te bevrijden (Lukas 15:14-20). Dan is het over en uit met het lachen waarmee hij zichzelf voor de gek heeft gehouden alsof het allemaal leuk was. Wie zichzelf leert zien in Gods licht, kan niet anders dan treuren en wenen. Er komt berouw en een verlangen naar vergeving. Het holle plezier van de wereld, het lachen zonder echte blijdschap, verandert in treuren en verslagenheid. De zondaar vernedert zich voor de Heer.
Als hij eenmaal op dat punt is aangekomen, krijgt hij de verzekering dat de Heer hem zal verhogen. Het is een opmerkelijke belofte voor een berouwvolle zondaar. Hij zal delen in de verhoging van Yeshua, Die Zichzelf vrijwillig heeft vernederd. God zal met de berouwvolle zondaar doen wat Hij met Zijn Zoon Yeshua heeft gedaan – Hem verhogen – als de zondaar doet wat Yeshua heeft gedaan – Zichzelf vernederen.
De oproep is behalve op de onbekeerde zondaar ook van toepassing op hen die wedergeboren zijn. De situatie om je heen geeft geen aanleiding tot uitingen van vreugde, maar veelmeer tot uitingen van verdriet. Tot hen die daarvoor geen gevoel meer hebben, komt dezelfde vermaning als tot de zondaar die er helemaal in leeft.
In de ‘zaligsprekingen’ spreekt Yeshua een speciaal ‘gelukkig’ uit over ‘zij die treuren’ (Matth. 5:4). Dat zijn volgelingen van Hem die aanvoelen hoezeer alles in de wereld in opstand is tegen Hem. Zij delen in Zijn gevoelens over de opstandigheid van de wereld en het verzet tegen wat van Hem is. Daartegenover wil Hij hun Zijn blijdschap geven (Joh.15:11). Dat is een blijdschap die zijn oorsprong vindt in die andere wereld waarvan Hij het middelpunt is. Deze blijdschap ervaar je als je met anderen deelt wat je in Gods Zoon Yeshua hebt gevonden (1Joh. 1:3-4).
Als je in de wereld leeft, deel je wel eens wat met anderen, maar raak je altijd kwijt wat je deelt. Alles wat je in de wereld van Yeshua met anderen deelt, verrijkt je geestelijk leven. Wat je deelt, ben je niet kwijt en de winst verlies je nooit en neemt alleen maar toe.
Bron: Kingcomments, bewerkt door zowel Jur als Ida.