To translate this page into different languages, click here!
Hebreeën 10:1-18 Het volmaakte offer
Hebreeën 10:1-2
1. Want de wet, die slechts een schaduw heeft van de toekomstige heilsgoederen en niet het wezen van de dingen zelf, kan nooit met dezelfde offers, die zij jaar in jaar uit ononderbroken brengen, hen die naderen tot volmaaktheid brengen.
2. Zou er anders niet een einde gekomen zijn aan het offeren? Want zij die de dienst verrichtten, zouden zich dan in geen enkel opzicht meer bewust zijn van zonden, wanneer zij eens en voor altijd gereinigd waren.
Als ik het schriftgedeelte wat we bespreken opsla, dan zie ik bij het eerste vers van Hebreeën 10 al iets waarover ik wat wil zeggen. Ik citeer de teksten uit de HSV. Als een woord, cursief gedrukt staat betekent het dat dit woord door de vertalers is toegevoegd
Het woord 'slechts' (of een aanduiding met die betekenis) staat niet in de brontekst. Meestal wordt zoiets gedaan om de zin begrijpelijker te doen zijn of omdat het in de Nederlandse taal een goed lopende zin moet zijn. Maar hier heeft het ingevoegde woordje “slechts” de verkeerde bedoeling om die “schaduw van de toekomstige heilsgoederen” als nu al 'als ten volle vervuld' te zien en de geldigheid van de wet, af te zwakken.
Het offer van Yeshua, dat beslist de basis is van onze verlossing, heeft ons in deze heilsperiode nog niet tot volmaaktheid gebracht (1 Joh. 1:8) en die volmaaktheid zal er ook nog niet zijn in het duizendjarig Vrederijk. Dit komt pas ten volle tot zijn recht in het Nieuwe Jeruzalem, dat Johannes uit de hemel zag neerdalen (Openbaring 21:2). Het offer van Yeshua en de komst van Zijn Koninkrijk zijn wel belangrijke voortschrijdende ontwikkelingen op de weg naar volmaaktheid. De toekomstige heilsgoederen houden volmaaktheid in en daar zien we naar uit, en de wet helpt ons om wat God zonde noemt ook als zonde te zien, zodat we ons naar Gods geopenbaarde rechtvaardigheid richten en niet naar wat we zelf, of kerk en overheid toelaatbaar en verboden achten.
God heeft de toekomstige heilsgoederen - onze volmaaktheid - voor ogen.
We moeten er rekening mee houden dat deze brief in de eerste plaats voor de gelovigen in Israël is geschreven. In Christus mogen we delen in de wortel en de vettigheid (olijfolie - heilsgoederen) van de olijfboom (Romeinen 11:17). In dit verband denk ik aan wat Bileam over Israël moest profeteren, toen God hem de woorden in zijn mond legde: zie afbeelding.
Yahweh heeft alleen maar goede woorden voor Zijn volk. Terwijl we elders lezen dat Israël telkens weer zondigde. God zag hen aan in Mozes, die als een middelaar voor het volk pleitte. Hij was een afbeelding van de ware Middelaar Christus. God zag Zijn Zoon in het volk. Zo wil Hij ook naar ons kijken, wij die door Yeshua geënt zijn op de olijfboom, waarvan de wortels het Verbond met Abraham vormen. God kan geen omgang hebben met zondaars, daarvoor is Hij te heilig. Hij ziet ons alleen aan in het bloed van Zijn Zoon.
Hebreeën 10:3-4
3. Maar nu wordt men door deze offers elk jaar opnieuw aan de zonden herinnerd.
4. Want het is onmogelijk dat het bloed van stieren en bokken de zonden wegneemt.
In vers 3 wordt het jaarlijkse offer genoemd, wat een verwijzing is naar Yom Kippur (de Grote Verzoendag). Degene die het “slechts” invult denkt daarbij “zie je wel, het is vervuld, voorbij, het hoeft niet meer en de wet is dus ook niet meer nodig”.
Omdat – zo is de redenering - de wet met al zijn inzettingen als een schaduw, een voorbeeld of illustratie diende van wat ooit een keer écht zou gebeuren. Eénmaal zou er een Hogepriester komen, Die het ware Heiligdom in zou gaan om eeuwige verzoening tot stand te brengen. Dat is waar. Maar de hogepriester kwam altijd naar buiten om te bevestigen dat God het offer had aanvaard. Dat is eveneens een afbeelding van de laatste, ware Grote Verzoendag. als Yeshua naar buiten komt en op aarde de verzoening in werking laat treden. Hij verkondigt straks op de èchte Grote Verzoendag, dat de zonden zijn uitgewist door het bloed op de ark der verzoening, die Gods troon uitbeeldt. Dat is ook nog niet vervuld! De dienst van verzoening is nog niet afgerond en dat behoort ook tot de toekomstige goederen.
Hij is de èchte Hogepriester, niet naar de ordening van Aäron onder de wet, maar naar de ordening van Melchizédek onder het Nieuwe Verbond. Hij is niet de afbeelding ingegaan (het Heiligdom met handen gemaakt), maar het èchte Heilige der Heiligen. De priesterdienst is inderdaad veranderd in een hemels priesterschap, maar de wet die op aarde geldt is niet afgeschaft. En de offers zijn ook niet afgeschaft. We zien die weer terugkomen in het Vrederijk (Ezechiël 40-48). Deze Nieuw Testamentische brief schrijft: "NU wordt men door deze offers elk jaar opnieuw aan de zonden herinnerd". Je ziet, de offers zijn er - OOK NU NOG - een herinnering aan dat men zondig is. Van Paulus is bekend dat hij betrokken was bij de offers in de tempel (Handelingen 21:24 en 26) Trouwens in dit hoofdstuk staat ook duidelijk dat de wet onder de bekeerde Joden in functie is gebleven (Handelingen 21:20). De schrijver van de Nieuwtestamentische Hebreeënbrief zegt heel duidelijk: Want als Hij (Yeshua) op aarde zou zijn, zou Hij niet eens priester zijn, omdat er hier priesters zijn, die volgens de wet gaven offeren (Hebreeën 8:4). Jezus was niet afkomstig uit de stam van Levi. Daarom had hij geen recht om de offers van Levitische priesters te brengen. Deze vergelijking is niet logisch als het priesterschap van Levi op dat moment afgeschaft was. Het Levitisch priesterschap had echter niet de verwachte vruchten voortgebracht en daarom staat er in Hebreeën 8:13: 'Wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning'. Niet veel later - in het jaar 70 - is de tempel verwoest door de Romeinen en de bevolking weggevoerd. Toen is die offerdienst inderdaad verdwenen. Dat neemt niet weg dat het Nieuwe Verbond in het bloed van Yeshua, het echte smetteloze bloed, voortreffelijker is dan het eerste verbond. Het verbond is niet veranderd, alleen het priesterschap is teruggebracht naar zijn volmaakte oorsprong, daar waar het begonnen was bij Melchizedek. Die verandering komt door het BLOED!
Hebreeën 10:4 Want het is onmogelijk dat het bloed van stieren en bokken de zonden wegneemt....... Daarom hadden de vele offers van het eerste verbond voor God op zichzelf geen wezenlijke waarde. Het was ter bescherming van de offeraar. Zijn zonden konden bedekt worden in afwachting van het offer dat door Yeshua gebracht zou worden. Hun relatie naar God toe maakte het mogelijk God te naderen. Ze kregen als het ware een toegangsbewijs om Hem te ontmoeten in het heiligdom. We zien dus al in het eerste testament vermeld dat de offers onvoldoende waren. Maar in onze tijd is er nog veel van te leren, wat ons inzicht geeft in het karakter en de wil van God.
MAAR DAN ZENDT GOD ZIJN ZOON.......
Hebreeën 10:5-10
5. Daarom zegt Hij bij Zijn komst in de wereld: Slachtoffer en graanoffer hebt U niet gewild, maar U hebt voor Mij een lichaam gereedgemaakt.
6. Brandoffers en offers voor de zonde hebben U niet behaagd.
7. Toen zei Ik: Zie, Ik kom – in de boekrol is over Mij geschreven – om Uw wil te doen, o God.
8. Daarvoor had Hij gezegd: Slachtoffer en graanoffer en brandoffers en offers voor de zonde hebt U niet gewild en zij hebben U niet behaagd, hoewel zij overeenkomstig de wet worden gebracht.
9. Daarna sprak Hij: Zie, Ik kom om Uw wil te doen, o God. Hij neemt het eerste weg om het tweede daarvoor in de plaats te zetten.
10. Op grond van die wil zijn wij geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus, eens en voor altijd gebracht.
Daarom zegt Hij bij Zijn komst in de wereld.........we vinden hier een citaat uit Psalm 40, door David geschreven, die een profetie inhoudt namens zijn nazaat Yeshua HaMashiach. David spreekt hier profetisch namens Yeshua vóór Zijn menswording. Heel bijzonder is dat. In feite kondigt Yeshua Zijn komst aan. Het is Zijn instelling, motivatie om naar de wereld te komen.
Slachtoffer en graanoffer hebt U niet gewild........ dierenoffers konden Gods welbehagen in de mens niet tot gevolg hebben. Hij nam er slechts tijdelijk genoegen mee. De hele offerdienst verwees naar het éne volmaakte offer. Maar men was daar blind voor.
Hebt U niet gewild..... Wie deze zin letterlijk leest, buiten de context van Gods Woord om, zal zeggen dat God het wèl gewild heeft. Hij heeft het immers in Zijn wetgeving vastgelegd?
Het was het plichtmatig offeren, zonder berouw en overgave, het offeren van waardeloze dieren. Offeren, terwijl je doorging met zondigen. Het werkte juist het tegendeel uit van wat God bedoelde. En dat wilde God niet.... Dat lag niet aan God, maar aan de zondige mens. Het hart was er niet bij betrokken......Men had meer oog voor de afgodenoffers en vermengden die met de dienst aan YAHWEH. God had er een diepe afkeer van.
De Hebreeënbrief citeert Psalm 40:
Psalm 40:7,8 U hebt geen vreugde gevonden in slachtoffer en graanoffer, U hebt Mijn oren doorboord; brandoffer en zondoffer hebt U niet geëist. Toen zei Ik: Zie, Ik kom, in de boekrol is over Mij geschreven.
In de geciteerde Psalm 40 staat, anders dan in de Hebreeënbrief, "U hebt Mijn oren doorboord". De vertaling in de Hebreeënbrief is afkomstig van de Septuagint. Deze zin in de Psalmen heeft eveneens een bijzondere betekenis. In Deuteronomium 6:8,9 lezen we dat, als een slaaf graag bij een goede meester wilde blijven, hij zich het oor aan de deurposten met een priem liet doorboren. We weten dat men in Israël de geboden van God symbolisch in een Mezoeza aan de deurposten aanbracht. Het gat in een oor betekent zoiets als 'dat het oor geopend is voor de voorschriften van de meester'. Zo was het ook symbolisch voor Yeshua. De betekenis van de Septuagint is in essentie hetzelfde als die van het Hebreeuws, want het punt in beide is dat de Persoon volledig klaar is om Gods wil te doen en Zijn Tora te gehoorzamen.
Psalm 40:7 U hebt geen vreugde gevonden in slachtoffer en graanoffer......God stelde de offers niet in voor Zijn eigen behoefte; alsof Hij van ons eten of geschenken moest krijgen. Zo gaat het wel in heidense godsdiensten. Nee, YHWH stelde de offers niet voor zichzelf in, maar als een middel waardoor de mensen Hem konden naderen en voor de latere geslachten om de Messias te herkennen.
Het jezelf toewijden aan God maakt wel dat je een aangename geur voor Hem bent. Dat gold voor de mensen in het eerste testament, dat geldt ook voor ons. Dan ben je een beeld van Yeshua wiens offer een aangename geur voor God was en is.
Efeze 5:1,2 Wees dan navolgers van God, als geliefde kinderen, en wandel in de liefde, zoals ook Christus ons liefgehad heeft en Zichzelf voor ons heeft overgegeven als een OFFERGAVE EN SLACHTOFFER, TOT EEN AANGENAME GEUR VOOR GOD.
U hebt voor Mij een lichaam gereedgemaakt..... De Zoon heeft gezegd: ‘Gij hebt Mij een lichaam bereid. Hier ben Ik om uw wil, o God, te doen’. God had een mens nodig voor de verzoening van de zonde, maar dan ook een zondeloos mens. Daarom is het menselijke lichaam van Yeshua van doorslaggevende betekenis. Het is hetzelfde lichaam waarin de mens heeft gezondigd. In de tempel van Zijn lichaam heeft Yeshua Zijn tempeldienst verricht. Dat lichaam, d.w.z. dat leven, moest geofferd worden.
In Christus’ lichaam aan het kruis was de zonde belichaamd. De zonde hing aan het kruis, de zonde stierf, de zonde werd begraven, dat betekent: werd uitgeschakeld voor God (Romeinen 6:3-11). Maar wat een mooie uitspraak van de Zoon: 'Hier ben Ik om uw wil, o God, te doen’ en die moeilijke taak nam Hij op zich..... voor ons. Om stil van te worden..... Zeggen wij ook: Hineini?
Slachtoffer en graanoffer en brandoffers en offers voor de zonde hebt U niet gewild en zij hebben U niet behaagd...... hier is een eenvoudige opsomming van de verschillende soorten offers die de mensen brachten, maar ze behaagden God niet. De redenen dat ze God niet behaagden zijn al genoemd bij de eerste twee verzen van dit hoofdstuk.
God nam het eerste weg om het tweede daarvoor in de plaats te zetten...... de tempel werd verwoest en daarmee de offerdienst. Je ziet dat ook de vijandige aanvallen het gevolg zijn van het feit dat de mens Gods aanwijzingen niet zo nauw neemt. Toch heeft Hij in Zijn grote liefde het offer van Zijn lichaam daarvoor in de plaats gegeven. Nu zijn wij geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus, eens en voor altijd gebracht (Jesaja 53:6).
Hebreeën 10:11-18
11. En iedere priester stond wel dagelijks te dienen en bracht vaak dezelfde slachtoffers, die de zonden toch nooit zouden kunnen wegnemen,
12. maar deze Priester is, nadat Hij één slachtoffer voor de zonden geofferd had, tot in eeuwigheid gezeten aan de rechterhand van God.
13. Verder wacht Hij op het tijdstip dat Zijn vijanden tot een voetbank voor Zijn voeten gemaakt worden.
14. Want met één offer heeft Hij hen die geheiligd worden, tot in eeuwigheid volmaakt.
15. En de Heilige Geest getuigt het ons ook.
16. Want na eerst gezegd te hebben: Dit is het verbond, dat Ik met hen na die dagen zal sluiten, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun hart geven en Ik zal die in hun verstand schrijven,
17. en aan hun zonden en hun wetteloze daden zal Ik beslist niet meer denken.
18. Waar er nu vergeving voor is, is er geen offer voor de zonde meer nodig.
iedere priester stond wel dagelijks te dienen en bracht vaak dezelfde slachtoffers.... zo lezen we het inderdaad in Exodus 29:38: Dit nu is het wat u op het altaar moet bereiden: elke dag twee lammeren van een jaar oud, en dat voortdurend. Het bracht de offeraars dan wel een bedekking en een belofte, maar vergeven was nog niet mogelijk. Vers 12 is dan een tegenstelling:
deze Priester is, na één slachtoffer voor de zonden, tot in eeuwigheid gezeten aan de rechterhand van God........ Yeshua kon, bij wijze van spreken, na dat éne offer gaan zitten. Hij kon vanuit dat offer pleiten en andere zaken ter hand nemen ten gunste van het volk.
Hij wacht op het tijdstip dat Zijn vijanden tot een voetbank voor Zijn voeten gemaakt worden....... en met Hem wachten ook wij op dat tijdstip. Dan zal Hij als Koning terugkeren op aarde, dan zal het hemels Koninkrijk op aarde aanbreken. Dit is een verwijzing naar psalm 110:1.
Het priesterschap is niet afgelopen, het is teruggevoerd naar het oorspronkelijke priesterschap van Melchizedek. Hij was de eerste priester in Gods Woord. Hij was de aardse verschijning van de hemelse hogepriester, die later tijdelijk en wel om de zonde, werd uitgebeeld in het Levitische priesterschap.
Yeshua werd hogepriester in de orde van Melchizedek. Omdat deze priesterdienst niet voor onze ogen zichtbaar is, kunnen we juist heel veel leren van de oud testamentische priesterdienst. We zien het verlossingswerk van Yeshua in allerlei details. Het is niet voor niets beschreven. Het reukofferaltaar staat voor de gebeden die de priester voor Gods troon brengt. Dat werk is niet afgelopen, dat gaat door.
Romeinen 8:34 Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is, ja wat meer is, Die ook opgewekt is, DIE OOK AAN DE RECHTERHAND VAN GOD IS, DIE OOK VOOR ONS PLEIT.
Deze ereplaats zien we eveneens vermeld in ons hoofdstuk.
Dat de vijanden tot een voetbank voor de voeten van deze Hemelse Priester gemaakt moeten worden, is ook nog niet vervuld.
Die strijd tegen de vijanden zien we uitgebeeld in de tabernakeldienst. Pinehas had een zwaard om de heiligheid van de tempel te verdedigen, toen de Moabieten het volk Israël verleidde en met afgodische tempelprostitutie de tabernakel ontheiligden. Er waren gewapende deurwachters bij de tabernakel om de heiligheid te waarborgen. Zie Numeri 25, Numeri 31:6, Richteren 20:28. De deurwachters van tabernakel en tempel namen ook deel aan de strijd in tijden van oorlog.
1 Kronieken 9:19,20
Sallum, de zoon van Kore, de zoon van Ebjasaf, de zoon van Korach, en zijn broeders uit zijn familie, de Korachieten, gingen over het dienstwerk als deurwachters bij de tabernakel, zoals hun vaderen in het kamp van de HEERE wachters bij de ingang geweest waren. Pinehas, de zoon van Eleazar, was vroeger de verantwoordelijke leider van hen; de HEERE was met hem.
Ook wij moeten gewapende deurwachters zijn (Efeze 6:10-20). We moeten oppassen opdat niemand onze kroon neemt (Openbaring 3:11).
En de Heilige Geest getuigt het ons ook........ door de Heilige Geest weten we als gelovigen dat dit éne offer ons eeuwig heil heeft gebracht.
Dit is het verbond, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun hart geven en Ik zal die in hun verstand schrijven...... de HEERE zal het hart van steen wegnemen en Zijn volk een hart van vlees geven. Een hart dat in vertrouwen uitgaat naar zijn Maker. (Ezechiël 11:19; Ezechiël 36:20). Weliswaar 'ná die dagen'. Het is een belofte die in het Vrederijk in vervulling gaat.
aan hun zonden en hun wetteloze daden zal Ik beslist niet meer denken....... als er echte bekering heeft plaats gevonden, dan denkt de HEERE daar niet meer over. Er is een nieuw begin met een schone lei. De zonden zijn - bij wijze van spreken - geworpen in de diepte van de oceaan. Niemand mag ernaar vissen. Ze bestaan ook niet meer!
Waar er nu vergeving voor is, is er geen offer voor de zonde meer nodig....... dit is niet een verklaring dat het offersysteem verleden tijd is. Helaas erkent Israël Zijn Messias nog niet en wil terug naar de Levitische priesterdienst. De ‘rode koe’ staat voor hen centraal in plaats van Christus offer, waar de rode koe juist naar verwijst. Het is een geestelijke oorlog en Israël komt steeds meer in benauwdheid, totdat ze zullen roepen:
Mattheüs 23: 39
Want Ik zeg u, gij zult Mij van nu aan niet meer zien, totdat gij zegt:
Gezegend Hij, die komt in de naam des Heren!
Psalm 118:25-26
Ach HEER, red ons toch,
HEER, geef ons voorspoed.
Gezegend wie komt in de naam van de HEER.
Wij zegenen u vanuit het huis van de HEER.
We hoeven geen offers meer te brengen als de zonde door het bloed van Yeshua vergeven is. We mogen als priesters wel geestelijke dankoffers brengen omdat Hij ons uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht (1 Petrus 2:5 en 9; Rom. 12:1). Over de in de Bijbel beschreven offerdienst tijdens het Vrederijk blijven nog veel vragen, maar ook dat zal God ons duidelijk maken. Deze offerdienst geldt in ieder geval niet voor hen die wedergeboren zijn en bij de komst van Yeshua een verheerlijkt lichaam zonder zonde ontvangen (1 Korinthe 15:52; Filippenzen 3:21).
We sluiten af met het lied geschreven door de Messiasbelijdende Jood Isaac da Costa (1798-1860):