English & other languages: click here!
Genesis 15 - Het Verbond met Abraham
Het Oude Verbond zelf wijst Israël op het Oudere Verbond
Het is eigenlijk heel bijzonder, dat in de bepalingen van het voorwaardelijke Oude Verbond, de mogelijkheid tot beroep op de het overkoepelde Verbond met Abraham, is opgenomen:
Leviticus 26:40. ‘Maar belijden zij hun ongerechtigheid, en die hunner vaderen in de ontrouw, waarmee zij tegen Mij ontrouw geweest zijn … dan zal Ik mijn Verbond met Jakob gedenken, ook dat met Isaak, ook dat met Abraham’.
Hier volgen enkele voorbeelden van vooraanstaande Israëlieten, die in hun gebed Leviticus 26:40 in praktijk brachten, en zich beriepen op het Verbond met Abraham:
Daniël 9:4-6. ‘En ik, Daniël, bad tot God en deed schuldbelijdenis, en zeide: Ach, Here, Gij grote en geduchte God, die vasthoudt aan het Verbond’ … (wij, onze vorsten en onze vaderen hebben gezondigd).
Aangezien Daniël deze woorden sprak, NADAT zowel Israël als Juda in ballingschap waren gegaan, m.a.w., NADAT het Oude Verbond door geheel Israël was verbroken - kan de uitdrukking: ‘die vasthoudt aan het Verbond’ slechts betrekking hebben op het onverbreekbare Verbond met Abraham.
Ook Nehemia beroept zich op Abraham’s Verbond:
Het Nieuwe Verbond in het Oude Testament
Wij komen nu op een nieuwe ‘uitwerking’ van het Abrahamitisch Verbond, namelijk het zogenaamde "Nieuwe Verbond”, dat in de plaats zou komen van het Oude (Sinaïtische-, Mozaïsche-) Verbond. De term ‘Het Nieuwe Verbond’ is niet afkomstig uit het Nieuwe Testament (welke uitdrukking ook "Nieuwe Verbond" betekent!), maar juist uit het Oude Testament. Dat dit Nieuwe Verbond niet met ‘de kerk’ of de Gemeente" gesloten is, blijkt wel overduidelijk uit: Jer. 31:31,32. ‘Zie de dagen komen, dat Ik met het Huis van Israël en het Huis van Juda een NIEUW VERBOND zal sluiten. Niet zoals het Verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage, dat Ik hen uit Egypte leidde; mijn Verbond, dat zij verbroken hebben’.
Uit deze tekst is het volgende op te maken:
- Het Nieuwe Verbond is voor Israël en Juda;
- het komt in de plaats van het Oude- of Sinaïtische Verbond, dat gesloten werd bij de uittocht uit Egypte;
- dat Oude Verbond is door hen verbroken, m.a.w., is verbreekbaar;
- uit de hoofdstukken rond genoemde tekst (Jer. 30-33) blijkt, dat de sluiting van het Nieuwe Verbond nauw samenhangt met de hereniging van Juda en Israël, o.l.v. de Messias, die zal komen.
Enkele teksten uit deze hoofdstukken:
Jeremia 30:3. ’ … dat Ik in het lot van mijn volk Israël en Juda een keer breng, zegt de Here, en hen terugbreng in het land’.
Jeremia 30:9. ‘maar zij zullen de Here, hun God, dienen en David, hun koning, die Ik hun verwekken zal’.
Jeremia 31:10. ‘Hij, die Israël verstrooide, zal het verzamelen, en het behoeden als een herder zijn kudde’.
Jeremia 32:40. ‘En Ik zal een eeuwig verbond met hen sluiten’.
Dit ‘eeuwige verbond’ - in dit verband zo vlak bij Jer. 31:31, waar het Nieuwe Verbond voor de eerste keer wordt vermeld, - kan slechts betrekking hebben op ditzelfde Nieuwe Verbond!
En dan, nog steeds in hetzelfde verband:
Jer. 33:14,15.’ … dat Ik het goede woord in vervulling zal doen gaan, dat Ik over het Huis van Israël en het Huis van Juda gesproken heb. In die dagen en te dien tijde zal Ik aan David een Spruit der Gerechtigheid doen ontspruiten, die naar recht en gerechtigheid in het land zal handelen’.
Het zelfde verband tussen
(1) de hereniging van Juda en Israël,
(2) de komst van David’s grote Zoon-de Messias-
(3) de totstandkoming van het Nieuwe, Eeuwige Verbond
vinden wij in:
Ezechiël 37:22. ‘Ik zal hen (Israël en Juda) tot één volk maken’.
Ezechiël 37:24,25. ‘En mijn knecht David zal koning over hen wezen … voor eeuwig tot vorst’.
Ezechiël 37:26. ‘Ik zal met hen een verbond des vredes sluiten; een eeuwig verbond zal het met hen zijn’.
Steeds weer zien we een nauwe samenhang tussen het Nieuwe Verbond, het herstel van Israël en de komst van de Messias. Andere belangrijke teksten in dit verband vinden we in Jeremia 3:17,18; 23:5,6 en Hosea 1:11.
Zo zien wij dus, dat het Nieuwe Verbond eerst tastbare werkelijkheid zal worden bij de Wederkomst, wanneer Yeshua, de grote David, als Koning en Messias van Israël zal optreden.
Heeft het Nieuwe Verbond dan eigenlijk nog wel iets met de eerste komst van Yeshua op aarde te maken? Hier zullen we later op terugkomen, maar op deze plaats herinneren wij er aan, dat Yeshua tijdens Zijn eerste komst reeds het bloed van het Nieuwe Verbond heeft vergoten op Golgotha.
’Het Nieuwe Verbond’ in het Nieuwe Testament
Is het zo overbekende Nieuwe Verbond uit het Nieuwe Testament nu werkelijk hetzelfde als bovengenoemd Nieuwe Verbond uit het Oude Testament?
Deze vraag is begrijpelijk, omdat de meeste teksten in het N.T., waarin over het Nieuwe Verbond wordt gesproken, schijnbaar niets met Israël te maken hebben! Maar alle twijfel wordt weggenomen in de Hebreeënbrief, een ‘Christelijke’ brief bij uitstek, duidelijk gericht aan leden van Christus Lichaam, die, omdat zij zelf "Hebreeën" zijn, zich extra voor dit onderwerp moesten interesseren. In deze brief wordt het Nieuwe Verbond in het juiste Oudtestamentische licht geplaatst! Hebr. 8:8 e.v. ‘Zie de dagen komen, dat Ik voor het Huis Israël en het Huis Juda een Nieuw Verbond tot stand zal brengen’, en dan volgt de verdere aanhaling uit Jer. 31:31 e.v.
Hier wordt de belangrijkste O.T. tekst aangaande het Nieuwe Verbond letterlijk overgenomen en gelijkgesteld met het Nieuwe Verbond van het N.T.: Ook het Nieuwe Verbond is voor Israël en Juda!
Kruisiging en Avondmaal: het bloed van het Nieuwe Verbond
Het Oude- of Sinaïtische Verbond werd door Mozes o.a. bezegeld door middel van bloedstorting:
Exodus 24:6-8.’ … Toen nam Mozes het bloed (van het offerdier), sprengde het op het volk, en zeide: Zie het bloed van het Verbond, dat de Heer met u sluit’. (D.i. duidelijk het Oude Verbond).
In het kader van het Nieuwe Verbond blijkt nu Yeshua’ bloed het verbondsbloed te zijn; in het Avondmaal wordt dit als teken getoond. En dat was het tijdens het eerste verbond vanzelfsprekend ook. Het dierenbloed, bedekte slechts de zonden en was er een heenwijzing naar.
Mattheüs 26:28. ‘Want dit is het bloed van mijn Verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving> van zonden.’
Markus 14:24. ‘Dit is het bloed van mijn Verbond, dat voor velen vergoten wordt.’
Lukas 22:20. ‘Deze drinkbeker is het nieuwe testament in Mijn bloed, dat voor u vergoten wordt.’
1 Korinthe 11:25. ‘Deze beker is het Nieuwe Verbond in mijn bloed; doet dit te mijner gedachtenis.’
Het is dus duidelijk, dat Golgotha voorzag in het bloed van het Nieuwe Verbond. De volgende teksten bevestigen dit, en trekken opnieuw de vergelijking van het Nieuwe- met het Oude Verbond, dat met Israël was gesloten:
Hebreeën 9:16. ‘Want, waar een testament is (“testament” is in het Grieks hetzelfde woord als "verbond"), moet noodzakelijk van de dood van de erflater melding gemaakt worden, (vers 18.) ‘Daarom is ook het eerste Verbond (Sinaï) niet zonder bloed ingewijd’, maar nu, bij het Nieuwe Verbond, is het (vers 28) ‘’Christus, die zich eenmaal geofferd heeft."
Hebreeën 10:11,12. ‘Voorts staat elke priester (van het Oude Verbond!) dagelijks in zijn dienst om telkens dezelfde offers te brengen, die nimmer de zonden kunnen wegnemen; deze (Christus in het Nieuwe Verbond!) echter is, na één offer voor de zonden te hebben gebracht, voor altijd gezeten aan de rechterhand Gods’.
Hebreeën 9:25,26. ‘ … ook niet om Zichzelf dikwijls te offeren, gelijk de hogepriester jaarlijks met ander bloed dan het zijne … maar thans is Hij éénmaal … verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen’.
Hebreeën 7:27.’ … die niet, gelijk de hogepriesters (van het Oude Verbond), van dag tot dag eerst offers voor zijn eigen zonden behoeft te brengen, en daarna voor die van het volk; want dit laatste heeft Hij ééns en voor altijd gedaan, toen Hij Zichzelf ten offer bracht’.
We zien dus hier het verschil tussen Oude- en Nieuwe Verbond op het punt van het verbondsoffer. Het dierenbloed kon de zonden van het volk Israël niet verzoenen, en moest, dienend als teken, steeds opnieuw worden vergoten. Het diende alleen om de zonden te bedekken. Maar het Nieuwe Verbondsbloed van Yeshua, vergoten op Golgotha was, ééns en voor altijd, voldoende om ALLE zonden weg te nemen.
Is dit Nieuwe Verbond werkelijk óók voor Israël?
Hoewel ieder, die de Bijbel nuchter leest, zal ontdekken, dat geen enkele tekst aanleiding geeft om - zoals de moderne theologen zo graag doen - te spreken van ‘het Nieuwe Verbond tussen God en de mens’, is het wel begrijpelijk, dat men bij de N.T. teksten over het Nieuwe Verbond niet direct denkt aan Israël als de verbondspartner van God. Zou Gods medecontractant in beide Verbonden dan dezelfde zijn? En als deze, ook in het Nieuwe Verbond, Israël zou zijn, waar blijven dan de gelovige heidenen die aan de Gemeente zijn toegevoegd? Zijn zij het nieuwe Israël? Op al dit soort vragen hopen wij later terug te komen. Maar laat ons eerst eens nagaan voor welk volk Yeshua’ bloed van het Nieuwe Verbond op Golgotha gevloeid heeft:
Hebreeën 13:12. ‘Daarom heeft Jezus, ten einde Zijn volk te reinigen, buiten de poort geleden.’
Handelingen 5:31 Deze Jezus heeft God door Zijn rechterhand verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker, om Israël bekering te geven en vergeving van zonden.
Mattheüs 1:21. ‘Want Hij is het, die Zijn volk zal redden van hun zonden’ (zegt de engel tot Jozef!).
Jozef verneemt hier van de engel de uitdrukking: ‘Zijn volk’. Hierbij kan hij alleen maar begrepen hebben, dat het volk Israël bedoeld werd, net zoals zijn vrouw en de priester Zacharias deden, toen ze in hun resp. lofzangen (zie Lukas 1:54 lofzang Maria), blijk gaven de geboorte van Yeshua te zien als het begin van Israëls bevrijding en herstel.
Uit de lofzang van Zacharia:
Lukas 1:68 Geprezen zij de Heere, de God van Israël, want Hij heeft naar Zijn volk omgezien en er verlossing voor tot stand gebracht.
69. En Hij heeft een hoorn van zaligheid voor ons opgericht in het huis van David, Zijn knecht,
73. de eed die Hij aan Abraham, onze vader, gezworen heeft om ons te geven,
77. en om Zijn volk kennis van de zaligheid te geven in de vergeving van hun zonden.
En wat de Bijbel verstaat onder ‘Zijn volk’, kunnen we vinden in:
Deuteronomium 14:2. ‘want gij (Israël) zijt een volk, dat de Here uw God heilig is, en u heeft de Here uitverkoren, om Hem een eigen volk te zijn.’
Maar er zijn meer aanwijzingen, dat het Nieuwe Verbond van Yeshua, voor Israël moet zijn!
Hebreeën 13:20. ‘God, die onze Here Jezus, de grote Herder der schapen, door het bloed van een eeuwig verbond, heeft teruggebracht uit de doden … ’.
Er ligt hier een duidelijke verwijzing naar Ezechiël 37:
Ezechiël 37:24. ‘en mijn knecht David zal koning over hen (Israël en Juda) zijn; één herder zal er hen allen zijn. (Vers 26) ‘Ik zal met hen een Verbond des vredes sluiten, een eeuwig Verbond.’
Dit Eeuwige Nieuwe Verbond, bezegeld met het bloed van Yeshua, de grote Herder der schapen, die als David zal wederkomen, voor Israël en Juda, vinden wij terug in:
Jes. 55:3. ‘Ik zal met u (Israël) een eeuwig Verbond sluiten: de betrouwbare genadebewijzen aan David."
Al is de lezer wellicht de samenhang van het nieuwtestamentische Nieuwe Verbond met Israël nog niet duidelijk, en schijnt de rol van de gelovigen uit de heidenen nog in duister gehuld; bovenstaande teksten tonen o.i. toch wel helder aan, dat het Nieuwe Verbond van het Nieuwe Testament het zelfde moet zijn als het Nieuwe Verbond uit het Oude Testament. Het is een vernieuwd verbond. Deze vernieuwing was het gevolg van de verandering van bloed. Het dierenbloed werd vervangen door het bloed van Yeshua. Maar dan moet het verbond gesloten zijn of worden met Israël en Juda, die al vanouds Gods gemeente vormden. Het is in ieder geval niet gesloten met de Kerk!
Degenen die met Yeshua het Avondmaal vierden, waren allen uit Israël. Hierbij verklaarde Yeshua:
Mattheüs 26:28 want dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.
Yeshua, vergeleken met Mozes; beiden middelaars van verbonden met Israël
In de hiervolgende teksten wordt de behandeling van de overeenkomst tussen Oude en Nieuwe Verbond (beide voor Israël) voortgezet; zij vergelijken de resp. middelaars en/of hogepriesters der beide verbonden met elkaar. Maar hiertoe is het nodig nog eens het karakter van het Oude Verbond uiteen te zetten:
Een verbond is een contract of overeenkomst. Er zijn twee partijen, die het sluiten. In ons geval: God in de hemel en Israël op aarde sluiten bij de Sinai-Horeb dit contract. Maar behalve de twee partijen zijn er ook nog andere instanties betrokken bij zo’n overeenkomst of verbond. Halverwege beide partijen, op de top van de berg Horeb, staan Mozes en Aäron.
Zij vertegenwoordigen Israël bij de partij God, en God bij de partij Israël. Zij brengen de wederzijdse boodschappen over. Zij zijn de dienaren, de ambtenaren van dit Verbond. Als God vertoornd is op Israël, dan zegt Hij dit tegen Mozes en Aäron, die dit bericht aan het volk overbrengen. Beseft het volk werkelijk zijn schuld, dan belijden Mozes en Aäron, die zelf Israëlieten zijn, deze schuld bij God. Zij functioneren dan als spreekbuis van hun volk. Deze beide broers spelen dus een bemiddelende rol: zij zijn de middelaars van het Oude Verbond, en in het bijzonder Mozes. Zij bidden God om vergeving voor het volk, dat zij vertegenwoordigen. En zo komen wij bij de hogepriesterlijke functie van Aäron, zoals die het best tot uitdrukking komt in de beschrijving van de Grote Verzoendag (Lev. 16:10,16,19,21 enz.) De Hogepriester brengt alle zonden van het volk bij God en laadt deze op de rug van de bok Azazel, die de woestijn wordt ingezonden.
De hogepriester ruimt als het ware de zonden op, en ontvangt voor zijn volk vergeving.
Hogepriester en onderpriesters treden dus op ten bate van de niet-priesters: het volk, dat zij bij God vertegenwoordigen. Zij zijn de schuldbelijders namens het volk. Zij kennen Gods wil en de wil van het volk, waaruit zij zelf zijn voortgekomen. Zij zijn middelaars.
Zo was het in het Oude Verbond. En in het Nieuwe?
Daar, in het Nieuwe Verbond, gesloten tussen dezelfde verbondspartners, namelijk God en Israël, blijkt nu Yeshua als Hogepriester-Middelaar op te treden:
Hebr. 2:16,17. ‘Want over engelen ontfermt God zich niet, maar Hij ontfermt zich over het nageslacht van Abraham. Daarom moest Jezus in alle opzichten aan zijn broeders gelijk worden (en dus als Israëliet geboren worden), opdat Hij een getrouw en barmhartig Hogepriester zou zijn om de zonden van het volk te verzoenen."
Yeshua heeft dus dezelfde functie voor Israël als Aäron, hetgeen uit het volgende eveneens blijkt:
Hebr. 7:11-28. ‘ … het Levietische priesterschap heeft niet het volmaakte gebracht (11) … verandering van priesterschap hangt samen met verandering van wet (verbond) (12) … gij zijt priester in eeuwigheid-in zoverre is Jezus ook van een beter verbond borg geworden (21,22) zulk een hogepriester hadden wij ook nodig: heilig, zonder schuld of smet, gescheiden van de zondaren … die niet, gelijk de hogepriester (van het Oude Verbond) dagelijks eerst offers voor zijn eigen zonden moest brengen, en daarna voor het volk. Dit laatste heeft Hij (in het Nieuwe Verbond) eens en voor altijd gedaan … ’ ( 26,27).
Hier komt tot uiting, dat Yeshua’ priesterschap voor Israël een vervolmaking is van het gebrekkige Levitische priesterschap van vroeger. De verandering van priesterschap (van Aäron tot Yeshua) brengt ook verandering van wet (van het Oude naar het Nieuwe Verbond), maar wij lezen niets over een nieuwe of andere verbondspartner! In beide verbonden zijn dat God en Israël. Maar … de Middelaar is wel een Andere.
Hebreeën 12:24. ‘ … Yeshua de Middelaar van een Nieuw Verbond … ’
Hebreeën 9:15. ‘Hij is de Middelaar van een beter Verbond.’
Hebreeën 8:6. ‘ … als Hij Middelaar is van een beter Verbond.’
In de context van dit Hebr. 8:6 wordt Yeshua met Mozes vergeleken (vers 5) en met Israëls Hogepriester (vers 3); deze functies blijken nu, in het kader van het Nieuwe Verbond, te berusten bij Yeshua.
Samenvatting: Het Oude en het Nieuwe Verbond zijn tussen dezelfde verdragspartners gesloten: God en Israël. Het verschil zit hem in de tussenpersonen óf dienaars van de resp. verbonden: in het O.V. zijn Mozes en Aaron Middelaar en Hogepriester, maar zij en hun nageslacht schoten wegens hun zonden in de uitoefening van hun functie te kort. In het Nieuwe Verbond staat de Goddelijke Israëliet, Yeshua Christus, tussen God en Israël als Middelaar en Hogepriester. De middelaars van het Oude Verbond waren alléén maar Israëlieten; niettemin moesten zij niet alleen hun volk bij God vertegenwoordigen, maar ook God bij hun volk. Voor deze roeping waren ze te hecht verbonden aan hun volk en te weinig aan God. Maar de Hogepriester van het Nieuwe Verbond, de Goddelijke Israëliet Yeshua de Messias, is zowel God als Israëliet tegelijk; men kan zich dus geen betere tussenpersoon tussen beide partijen voorstellen! Hij is zondeloos en heeft zichzelf geofferd in plaats van het offerdier, waarvan het bloed Israëls zonden bedekte, maar niet weg kon nemen. Om al deze redenen is het Nieuwe Verbond een ‘beter’ Verbond.
De gelovigen uit de heidenen: medepriesters in het Nieuwe Verbond
De gelovigen uit de heidenen worden in het spraakgebruik vaak ‘de Gemeente’ genoemd, maar dan betrekt men dat op de kerk buiten Israël, als twee aparte volken met verschillende bestemmingen. In feite zijn de wedergeborenen uit de heidenen aan het wedergeboren gelovige deel van het volk Israël toegevoegd en vormen ze samen de gemeente in Yeshua: Hand. 2:41, 47; Hand. 5:14; Hand. 11:24. De gemeente Israël moest steeds gezuiverd worden. Dat gebeurde onder meer door oorlogen en ballingschap. Zie bijvoorbeeld de vergelijking van de goede en slechte vijgen Jer. 24. Het is steeds een rest die overblijft, waarmee Yahweh verder gaat. De apostel Paulus schrijft aan de toegevoegde gelovigen uit het heidense Efeze: Efeze 2:19 Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God.
Het is goed om deze tekst in zijn context te lezen: Efeze 2:11-22. De scheidsmuur tussen Jood en heiden is door Yeshua weggehaald.
Efeze 2:19 Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God.
Het is goed om deze tekst in zijn context te lezen: Efeze 2:11-22. De scheidsmuur tussen Jood en heiden is door Yeshua weggehaald.
Ook is het goed om in dit verband Romeinen 11 te lezen, waar we ontdekken dat de heidense gelovigen door Yeshua deel uitmaken van de Edele Olijf, samen met de overgebleven takken van Israël. De Edele Olijf is gebaseerd op het onverbrekelijke Verbond met Abraham. De gelovigen mogen delen in de zegenrijke vetten (zegeningen) van de Olijfboom.
En de afgebroken takken kunnen, als de bedekking wegvalt, weer geënt worden overeenkomstig hun eigen natuur.
Wij herinneren er nog eens aan, dat volgens de normale kerkelijke opvatting de Gemeente de nieuwe verbondspartner van God zou zijn, in plaats van Israël. Indien dit juist was, zouden de Gemeenteleden in brieven als die aan de Hebreeën b.v., steeds vergeleken moeten worden met de O.T. Israëlieten. Maar wat blijkt?
2 Korinthe 3:12-15
12. (Paulus schrijft aan heidense gelovigen) ‘Nu wij zulk een verwachting hebben, treden wij met volle vrijmoedigheid op, geheel anders dan Mozes. Mozes had de heerlijkheid Gods op zijn aangezicht (vers 7), en deed daar een bedekking voor,
13, maar wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, weerspiegelen de heerlijkheid des Heren’ (vers 18).
14. Maar hun gedachten werden verhard, want tot op heden blijft diezelfde bedekking bij het lezen van het Oude Testament, zonder te worden weggenomen. Die bedekking wordt tenietgedaan in Christus.
15. Ja, tot op heden ligt er, wanneer Mozes gelezen wordt, een bedekking op hun hart.
16. Maar wanneer het zich tot de Heere bekeert, wordt de bedekking weggenomen.
De Israëlieten die zich bij de uitstorting van de Heilige Geest bekeerd hebben en het offer van Yeshua hebben aanvaard, hadden net zo als Mozes ook geen bedekking meer. Dus zowel bekeerde Israëlieten als bekeerde heidenen hebben geen bedekking meer. Zonder bekering is er bij Israël en bij de heidenen een bedekking. De volken/heidenen hebben evengoed een bedekking:
Jesaja 25:7 En Hij zal op deze berg verslinden de sluier waarmee het gezicht van alle volken omsluierd is, en de bedekking waarmee alle naties bedekt zijn.
Degenen die Yeshua als hun Verlosser hebben aanvaard hebben geen bedekking meer, en kunnen worden vergeleken met Mozes
En in de volgende tekst met Aäron, die immers als enige Israëliet het recht had door het voorhangsel het Heilige der Heiligen te betreden (Lev. 16):
Hebreeën 10:19. ‘Daar wij dan, broeders, volle vrijmoedigheid bezitten om in te gaan in het heiligdom, door het bloed van Yeshua … door het voorhangsel, dat is zijn vlees … ’(21) Hebreeën 6:18-20. ‘ … de hoop te grijpen, die voor ons ligt. Haar hebben wij als een anker, dat … reikt tot binnen het voorhangsel, waarbinnen Jezus voor ons als voorloper is binnengetreden.’
Exodus 19:6 U dan, u zult voor Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden die u tot de Israëlieten moet spreken.
Deze tekst wordt ook in het Nieuwe Testament herhaald:
1 Petrus 2:9 Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte; opdat u de deugden zou verkondigen van Hem Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht.
In de opstanding zullen de wedergeboren gelovigen met Christus de Koning en Hogepriester regeren, d.w.z. dienen. Priesters zijn degenen die middelaar zijn tussen God en het volk; in de offerdienst handelde hij namens het volk naar God toe (Lev. 1-7 en 16).
In Ezechiël gaat het over het Vrederijk. Daar staat geschreven over de rol van priesters:
Ezechiël 44:23 De priesters moeten Mijn volk het onderscheid leren tussen heilig en onheilig en hun het onderscheid laten weten tussen onrein en rein.
’Dienaren van het Nieuwe Verbond’
Mozes en Aäron waren geen verbondspartners, maar zij dienden het functioneren van het contract tussen God en Israël, dat het Oude Verbond heet. En wat zegt nu het Nieuwe Testament van de rol van de "Romeinen 11-gemeente" (Jood en heiden) in het Nieuwe Verbond?
2 Corinthiërs 3:6. ‘Onze bekwaamheid is Gods werk, die ons ook bekwaam gemaakt heeft om DIENAREN TE ZIJN VAN EEN NIEUW VERBOND.’
En zo vinden wij dan eindelijk te taak als leden van het Lichaam van Christus, bestaande uit Jood en heiden, in het kader van het Verbond:
DIENAREN VAN HET NIEUWE VERBOND; zoals vroeger de ‘Aärons’: middelaars en priesters voor … de onbekeerde heidenen en Joden..
Mattheüs 13:52 Hij zei tegen hen: Daarom, iedere schriftgeleerde, in het Koninkrijk der hemelen onderwezen, is gelijk aan een heer des huizes die uit zijn voorraad nieuwe en oude dingen tevoorschijn haalt.
Jur