Job 31 (a) - De onschuld van Job

Tot nu toe hebben Jobs vrienden voortdurend gesuggereerd dat Job op de één of andere manier schuld op zich heeft geladen en daardoor in de problemen is gekomen. Job sluit nu zijn betoog af met met een gedeelte waarin hij door een aantal eden zijn onschuld krachtig verklaart. Toch zijn zijn woorden niet in de eerste plaats tot zijn vrienden gericht, maar tot God zelf.  Job legt met zijn onschuldbetuiging zijn zaak bij God neer en geeft aan dat Hij recht zal moeten spreken.  (Studiebijbel)

Vanwege de lengte van dit hoofdstuk is het in twee delen behandeld.

Job 31:1-4
1. Ik heb een verbond gesloten met mijn ogen; hoe kan ik dan begerig naar een jonge vrouw kijken?
2. Want wat is het deel van God van boven, of het eigendom van de Almachtige vanuit de hoogten?
3. Is het niet ondergang voor wie het verkeerde doet, en ongeluk voor wie onrecht bedrijven?
4. Ziet Hij mijn wegen niet, en telt Hij niet al mijn voetstappen?

Ik heb een verbond gesloten met mijn ogen...... Job begint zijn boodschap met te vertellen over een verbond dat hij lang geleden heeft gemaakt met 'zijn ogen'. Dat klinkt een beetje vreemd, maar we weten dat de ogen van een man - zoals Yeshua dat ook zegt - de neiging hebben een vrouw aan te zien om haar te begeren. Dat zien    gebeurt met de ogen. Job heeft toen hij een huwelijksverbond sloot tegen zijn ogen zoiets gezegd als: "Ik ben ge­trouwd en heb geen behoefte aan een andere vrouw. Ik kijk niet met onreine blikken naar een meisje, al is ze misschien nog zo knap of mooi."  Ja, en als Job dit dan vanuit zijn hart met zijn ogen heeft afgesproken, dan heeft dit hem ook altijd 'voor ogen gestaan' en hem weerhouden om begerig naar een jonge vrouw te kijken. Job eerbiedigde het tiende gebod hiermee en leefde een zuiver leven. Zie ook Efeze 5:25-28. Dit hoofdstuk heeft wel raakvlakken met de Bergrede in Mattheüs 5.

Want wat is het deel van God van boven........ het woordje 'want' laat zien dat Job verder gaat met het voorgaande. Het is een retorische vraag want hij weet dat God uit al die vrouwen, die éne toewijst aan de man, waarmee hij een verbond heeft gesloten. Dat is het deel dat God hem van boven heeft toegewezen. In Leviticus 18:6-17 komt naar voren dat de naaktheid van een vrouw alleen haar eigen man toebehoort. 

het eigendom van de Almachtige vanuit de hoogten....... dit zinsdeel lijkt weer de in Job bekende poëtische schrijfwijze om het eerste deel in andere woorden weer te geven. Het deel is hier het eigendomsrecht van de Almachtige om dit te bepalen.

Is het niet ondergang voor wie het verkeerde doet....... Job begrijpt dat, als je het niet zo nauw neemt met Gods aanwijzingen, dat dit je ondergang of ongeluk kan betekenen. Maar deze dingen kan God hem niet aanrekenen en dat weet God. 

Waar komt dan Jobs ondergang vandaan, wat is de reden? Job heeft immers geen onrecht bedreven.

Ziet Hij mijn wegen niet, en telt Hij niet al mijn voetstappen.......?  Jobs boosheid in het vorige hoofdstuk (Job 30:17-23) is nu veranderd in een wanhopig vragen naar het waarom. We zien hier dat hij God niet heeft vaarwel gezegd, wat satan wilde bereiken. Hij wil Gods reactie horen, Zijn rechtvaardig oordeel. God heeft toch gezien hoe zijn hart er steeds op uit was om Hem lief te hebben en te gehoorzamen? Hij kan zich niet voorstellen dat het God ontgaan is. 

Job 31:5-8
5. Als ik met leugens heb omgegaan, en mijn voet zich gehaast heeft naar bedrog,
6. laat Hij mij dan wegen in een zuivere weegschaal, en God zal mijn oprechtheid weten.
7. Als mijn schreden van de weg zijn afgeweken, en mijn hart mijn ogen gevolgd is, en er iets aan mijn handen kleeft,
8. dan mag ik zaaien, maar een ander eten, en wat bij mij uitspruit, mag ontworteld worden!

5. Als ik met leugens heb omgegaan, en mijn voet zich gehaast heeft naar bedrog,
6. laat Hij mij dan wegen in een zuivere weegschaal, en God zal mijn oprechtheid weten.
7. Als mijn schreden van de weg zijn afgeweken, en mijn hart mijn ogen gevolgd is, en er iets aan mijn handen kleeft,
8. dan mag ik zaaien, maar een ander eten, en wat bij mij uitspruit, mag ontworteld worden!