English & other languages: click here!

Job 17 - Geen ander uitzicht dan het graf

Job ziet geen uitkomst meer in zijn lijden. In het eerste vers beschrijft hij zijn situatie in drie korte zinnen. Zijn hoop is vervlogen, er rest niets meer dan het graf. Hij ondervindt spot en er is niemand die hem te hulp komt. Alleen van God kan hij nog hulp verwachten en hij vraagt God in wanhoop voor hem borg te staan. Maar God heeft hem zo vernederd en de mensen spuwen hem in het gezicht. Als hij over een huis en een bed denkt is dat niet anders dan het graf. Hij zal met het kleine beetje hoop het dodenrijk binnengaan, en dan is ook de hoop verdwenen. Nu de reactie van God uitblijft is alle hoop teniet gedaan.

Job 17:1-2
1. Mijn geest is te gronde gericht, mijn dagen worden uitgeblust, de graven zijn voor mij bestemd.
2. Voorwaar, er zijn bespotters bij mij, en mijn oog brengt de nacht door in hun bitterheid.

Mijn geest is te gronde gericht, mijn dagen worden uitgeblust, de graven zijn voor mij bestemd..... als YAHWEH de God van Job niets van zich laat merken, als het uitgeteerde lichaam met zoveel spot en tegenstand tot het uiterste gekweld wordt, dan bezwijkt de geest en zo ziet Job geen andere toekomst meer dan het graf. De vrienden werden spotters toen Job niet op hun wijsheid reageerde zoals zij dachten dat hij zou moeten doen. Komen wij dat in het leven ook niet vaker tegen? Of gaan we dan maar - om de vrede wil - de ander naar de mond praten. 

mijn oog brengt de nacht door in hun bitterheid...... als het 's nachts donker is wordt de ervaring van overdag versterkt, dan lijkt alles nog veel erger en de geest ondergaat demonische aanvallen. Als Job het hier over zijn 'oog' heeft zou dit op nachtelijke dromen kunnen wijzen.

In psalm 88 en het tweede deel van Psalm 89 zien we vergelijkbare uitroepen zoals we die van Job lezen. Het zijn woorden van Heman en Ethan, beiden uit het nageslacht van Zerach, zoon van Juda en Tamar. Dit toont wel aan dat Gods kinderen in dit bestaan soms zwaar beproefd worden. Het zo vaak aangeprezen welvaartsevangelie is een leugen. Wie gaat in de voetstappen van Yeshua, deelt ook in Zijn lijden, hoewel er ook tijden van verkwikking zullen zijn (Handelingen 3:19).

Psalm 88:7-10
7. U hebt mij in de onderste kuil gelegd, in duistere oorden, in diepten.
8. Uw grimmigheid leunt op mij, U hebt mij neergedrukt door al Uw golven.
9. Mijn bekenden hebt U ver van mij verwijderd, U hebt mij tot iets gruwelijks voor hen gemaakt; ik ben opgesloten en kan er niet uit komen.
10. Mijn oog is treurig van ellende; HEERE, ik roep tot U de hele dag, ik strek mijn handen naar U uit.

Job 17:3-5
3. Stel U toch borg voor mij bij U; wie zal er anders zijn die het met handslag bevestigt?
4. Want U hebt hun hart voor inzicht toegesloten; daarom zult U hen niet verhogen.
5. Zij zijn als iemand die vrienden roept om iets uit te delen, terwijl de ogen van zijn kinderen bezwijken.

Stel U toch borg voor mij bij U....... als Job zo het graf voor ogen heeft dan gaat hij in zijn nood toch maar weer naar de God waarvan hij denkt dat deze hem vijandig gezind is,  Alstublieft God, sta toch borg voor mij bij U !!! Je zou het ook zo kunnen zeggen: "Geef mij, o God, de borg die u eist. Wie anders zal voor mij borg staan?" God als schuldeiser èn als Borg? Dat kan nooit dezelfde persoon zijn. Niettemin vraagt Job erom. We zien dat dit verlangen uitmondt in de verwachting van de Bijbelse Borg en Middelaar: Yeshua HaMashiach. De vrienden vonden dat Job het zelf met God in orde moest maken, door berouw te tonen. Maar alleen als God Zijn hand op Jobs onschuld legt, dan kan hij ook zeker zijn van vrijwaring uit genade. We zien hier duidelijk dat Job ondanks alles God niet heeft losgelaten. Hij is ervan overtuigd dat God moet weten dat hij onschuldig is, wat de vrienden ook zeggen.

U hebt hun hart voor inzicht toegesloten; daarom zult U hen niet verhogen........ Job constateerde dat God de harten van de vrienden niet had week gemaakt om begrip te tonen voor zijn situatie. Tegelijkertijd beseft hij dat God hen dat ook kwalijk zou kunnen nemen. En dat klopt ook wel als we verder bladeren naar Job 42:7 waar God de vrienden verwijt dat ze niet juist over Hem gesproken hebben.

Zij zijn als iemand die vrienden roept om iets uit te delen....... de vrienden die kwamen om hem te 'troosten', waren vervuld in hun eigen wijsheid en stelden zich boven degene die troost nodig had. Zij stelden zich op als de oudere wijze hulpverleners,

terwijl de ogen van zijn kinderen bezwijken........  ze zouden het kind Job met zijn behuilde rode ogen wel eens een lesje leren.

Job 17:6-9
6. Maar Hij heeft mij tot een spreekwoord onder de volken gemaakt, en ik ben iemand die ze in het gezicht spugen.
7. Daarom is mijn oog verduisterd door verdriet, en al mijn ledematen zijn als een schaduw.
8. De oprechten zullen hierover ontzet zijn, en de onschuldige zal zich keren tegen de huichelaar.
9. De rechtvaardige zal aan zijn weg vasthouden, en wie rein van handen is, zal in kracht toenemen.

Hij heeft mij tot een spreekwoord onder de volken gemaakt........ nou dat is wat ons land betreft wel uitgekomen: ik vond een pagina met 21 spreekwoorden en gezegden over Job. Ook in het Engels zijn er meerdere spreekwoorden. Maar Job zal het wel voor zijn tijd bedoelen. Zijn zichtbare ondergang zal wel als een lopend vuur door de omgeving zijn gegaan. Je kunt je niet voorstellen dat mensen je dan ook nog in het gezicht gaan spugen. In ieder geval ervaart Job verachting, diepgaande minachting, wat zijn lijden alleen maar verzwaart.

Daarom is mijn oog verduisterd door verdriet..... een verduisterd oog is de weerspiegeling van het duister dat in de ziel leeft. Een duisternis waarin satan Job trekt door hem het zicht op God te ontnemen, terwijl hem al het aardse al ontnomen is, tot zijn waardigheid toe. Hij is veracht door mensen en voelt zich in de steek gelaten door God.  

al mijn ledematen zijn als een schaduw...... Jobs ledematen zijn slechts een schaduw van wat ze voorheen waren. Het is 'vel over bot' en een huid aangevreten door de wormen. Er is niets, maar dan ook niets waarover hij zich kan verheugen.

De oprechten zullen hierover ontzet zijn....... hier komt in de diepe duisternis toch weer een sprankje hoopvol licht naar boven. Er moet toch ergens oprechtheid zijn, mensen die rein van handen zijn. Onschuldigen die de huichelaar doorzien en de vinger bij de rotte plek in hun denken leggen. Die moeten er toch zijn......

De rechtvaardige zal aan zijn weg vasthouden....... Job heeft het hier over zichzelf. Hij weet dat hij rechtvaardig voor God geleefd heeft. Daarom houdt hij daar terecht aan vast en laat hij zich geen schuld aanpraten. 

wie rein van handen is, zal in kracht toenemen......... dat Job zulke dingen kan uitspreken in al zijn duisternis, is een teken dat God dat in hem uitwerkt door Zijn Heilige Geest. Job merkt het niet op, want God werkt heel onopvallend. Hij is Degene die Job kracht geeft om te volharden. Het zijn van die kleine momenten, want de duisternis slaat zo gauw mogelijk weer toe in een poging het te ontkrachten. Maar het zijn deze hoopvolle momenten, waarvan de kracht inderdaad zal gaan toenemen.

Job 17:10-12
10. Maar jullie allen, keer toch om, en kom, want ik vind geen wijze onder jullie.
11. Mijn dagen zijn voorbijgegaan; mijn plannen zijn mij ontrukt, de verlangens van mijn hart.
12. De nacht maken zij tot dag, en zij zeggen dat het licht dichtbij is, ondanks de duisternis.

 

Litho: "Job en zijn vrienden" getekend door Rembrandt van Rijn →

Maar jullie allen, keer toch om...... de gedachten van Job verplaatsen zich naar de vrienden. Ze riepen hem op tot bekering. Maar hier roept Job hèn op om te bekeren, want ik vind geen wijze onder jullie. Hij geeft ze een lik op stuk reactie door hun beschuldiging bij henzelf te leggen. "Mens, wie u ook bent die anderen oordeelt, want waarin u de ander oordeelt, veroordeelt u uzelf" (Rom. 2:1).

Mijn dagen zijn voorbij gegaan....... het leven, zoals het normaal behoort te gaan, is voorbij. Dat beseft Job. Er is geen uitzicht op herstel. Al zijn plannen en verlangens zijn niet tot zijn doel gekomen. Hij voelt ook aan dat het hem ontrukt is. Het is een macht buiten hemzelf die hem alles heeft afgepakt. Maar Job weet nog steeds niet wie die macht is die het op hem voorzien heeft.

De nacht maken zij tot dag...... Zofar had gezegd, dat als hij hun advies zou opvolgen de duisternis als de morgen zou zijn, zo zelfs dat de middagzon weer voor hun zou schijnen (Job 11:17). Job, die hen oproept om om te keren, keert ook deze uitspraak om. Zij maken van de nacht een dag. Maar de nacht die zij hem in zijn schoenen schuiven, accepteert Job niet. Het enige wat Job volgens de vrienden hoeft te doen, is zijn zonden belijden. 'Het licht is zo dichtbij, binnen handbereik, ondanks de duisternis'., zeggen ze. Ze redeneren alleen maar vanuit hun eigen theologie, niet vanuit de omgang met God. Job voelt haarfijn aan dat dit niet uit God is.

Job 17:13-16
13. Als ik wacht, zal het graf mijn huis zijn; in de duisternis zal ik mijn bed spreiden.
14. Tot het graf roep ik: U bent mijn vader! Tot de maden: Mijn moeder en mijn zuster!
15. Waar zou mijn hoop dan nu nog op gevestigd zijn? Ja, wie zal mijn hoop aanschouwen?
16. Zij zullen met mij neerdalen in het graf; wij zullen tezamen in het stof afdalen.

Als ik wacht, zal het graf mijn huis zijn...... nog even, dan zal hij neerdalen in het graf. Dan moet Job dat maar als zijn toekomstige 'thuis' zien. Het graf zal hij als zijn vader beschouwen. Hij zal daar zijn bedje spreiden: een bed van maden. Hij zal die dan maar zien als zijn familieleden. Ze zijn nu al bij hem en zullen met hem afdalen in het graf...... Een ander uitzicht is er immers niet? 
Waar zou mijn hoop dan nu nog op gevestigd zijn.......? Van Psalm 27 zongen we: "Zo ik niet had geloofd dat in dit leven, mijn ziel Gods gunst en hulp genieten zou, Mijn God, waar was mijn hoop, mijn moed, gebleven? Ik was vergaan in al mijn smart en rouw."  De psalmist David heeft ook zijn dieptepunten gehad. Ook hij kende de angst om te vergaan in smart en rouw. Veel psalmen eindigen met een lofprijzing "maar de HEER zal uitkomst geven.." Maar dit hoofdstuk eindigt niet met hoop. Het lijkt veel op Psalm 88 waar de dichter, evenals Job, zich van God verlaten voelt en geen ander uitzicht heeft dan het graf. En hoeveel mensen zijn er in onze tijd die dit zo ervaren..... ? Waar satan probeert ons alle hoop te ontnemen. We kunnen dan heel veel leren van wat er over Job en zijn vrienden geschreven staat. De omgang met God en Zijn Woord is voor alle partijen van doorslaggevend belang.

Psalm 88:4-7
4. Want mijn ziel is verzadigd van ellende, mijn leven raakt bijna het graf.
5. Ik word gerekend tot hen die in de kuil neerdalen, ik ben geworden als een man zonder kracht,
6. afgezonderd onder de doden, net als de gesneuvelden, die in het graf liggen: aan hen denkt U niet meer! Zíj zijn afgesneden van Uw hand.
7. U hebt mij in de onderste kuil gelegd, in duistere oorden, in diepten.

Maar wij weten dat dit het einde niet is! 

Ida