To translate this page into different languages, click here!

Genesis 47:28 - 50:26 Zegeningen - sterven Jacob en Jozef

In Genesis 47: 30-31 belooft Jozef zijn vader dat hij ervoor zal zorgen dat Jacob’s lichaam vanuit Egypte naar Kanaän zal worden vervoerd om hem bij zijn voorgeslacht in Kanaän te begraven. Jacob houdt vast aan Gods belofte dat Kanaän het land is waar zijn toekomst is, over de dood heen. Jacob vroeg aan Jozef het hem te zweren en daarbij “zijn hand onder zijn heup te leggen”. Waarschijnlijk is dat de lies, of zelfs de plek waar de besnijdenis heeft plaatsgevonden. Als wij zweren wordt vaak de hand op de Bijbel gelegd, maar in die tijd was er geen Bijbel, maar er was wel het teken van het verbond. De vraag van Jacob had alles met het verbond te maken.  

Herinner je je nog die belofte door God uitgesproken in Bethel?

Genesis 28:13 En zie, de HEERE stond boven aan die ladder en zei: Ik ben de HEERE, de God van uw vader Abraham en de God van Izak; dit land waarop u ligt te slapen, zal Ik u en uw nageslacht geven.14. Uw nageslacht zal talrijk zijn als het stof van de aarde en u zult zich uitbreiden naar het westen, het oosten, het noorden en het zuiden. In u en uw nageslacht zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden. 15. En zie, Ik ben met u, Ik zal u beschermen overal waar u heen zult gaan, en Ik zal u terugbrengen in dít land, want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik gedaan heb wat Ik tot u gesproken heb! 


Op de heenreis naar Egypte maakte Jacob een tussenstop in Berseba en daar bemoedigde God hem en zei daarbij dat Jacob in Egypte zou sterven, dat Jozef zijn ogen zou toesluiten èn dat hij zou terugkeren naar Kanaän.

Genesis 46:3 En Hij zei: Ik ben God, de God van uw vader; wees niet bevreesd om naar Egypte te trekken, want Ik zal u daar tot een groot volk maken. 4. Ik zal met u meetrekken naar Egypte EN IK ZAL U OOK ZEKER DOEN TERUGKEREN; en Jozef zal uw ogen sluiten.

Het land was onderdeel van de verbondsbelofte ook aan Abraham en Izak gedaan. Jacob wil er dan ook zijn als de graven opengaan. Jacob was “afgedaald” naar Egypte, zoals de Bijbel het noemt als iemand Jeruzalem of het Beloofde Land verlaat en verblijft in een land waar afgoden worden gediend. De begrafenis van Jacob is dus meteen ook zijn “uittocht” of “alyah”. Hierin ging hij zijn nageslacht voor.

 

Dat Jozef zijn vader meeneemt naar Machpela spreekt tegelijk ook profetisch over de Messias, die Israël uit het koninkrijk van de duisternis naar het Beloofde Land voert. Er was en is dan ook een meervoudige vervulling van de belofte, de eerste in Jozefs leven; de tweede toen God Mozes zond, die ook een beeld van de Messias is en die metterdaad het volk door de woestijn naar het Beloofde Land heeft geleid, de derde is de alyah die vele Joden in onze tijd maken en de geestelijke betekenis die wij -naar ik aanneem- hebben ervaren dat Messias Yeshua ons verlost uit de slavernij van het koninkrijk van de duisternis en ons overbracht naar Zijn eigen Koninkrijk, en de uiteindelijke voltooiing van de alyah vanuit de koninkrijken van deze wereld bij de terugkomst van Yeshua:

Ezechiël 39:27 Wanneer Ik hen uit de volken terugbreng en hen bijeenbreng uit de landen van hun vijanden, zal Ik door hen voor de ogen van veel heidenvolken geheiligd worden.28. Dan zullen zij weten dat Ik, de HEERE, hun God ben, omdat Ik hen onder de heidenvolken in ballingschap voerde, maar hen ook weer verzamelde in hun land en niemand van hen daarginds nog liet achterblijven.

Genesis 49: 1-26

Nu Jacob beseft dat zijn heengaan nadert, worden er door hem zegeningen uitgesproken over zijn zonen, die een profetische reikwijdte hebben. Ze hebben zelfs betrekking op de eindtijd, de tijd die heel dichtbij is. Gods Woord omvat de eeuwen. De zegen die uitgesproken wordt over Juda is een Messiaanse profetie die op Yeshua slaat.

Genesis 49:10 De scepter zal van Juda niet wijken en evenmin de heersersstaf van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Hem zullen de volken gehoorzamen.

Er is veel gediscussieerd over de betekenis van  shiloh (Strong 7886) en met name de messiaanse betekenis ervan. Het woord komt maar één keer in de Bijbel voor. Iets anders geschreven, maar wel van dezelfde wortel is de plaats Silo op de berg Samaria in het stamgebied van Efraïm, waar de tabernakel stond.

Op internet is wel een m.i. goede verklaring voor dit woord te vinden. (Zie het kader). Het stamwoord waarvan  shiloh  is afgeleid, is shala = “om in rust te zijn” , dezelfde wortel die we vinden bij “ shalom”. Daarom kunnen we dit als rust, lezen. Dan kunnen we lezen:

"De scepter zal niet wijken van Juda totdat er rust zal komen en de volken hem zullen gehoorzamen", wat Juda betreft, Juda zal de heersersscepter niet neerleggen, voordat zijn vijanden zijn onderworpen. Een verwachting die past bij het koninkrijk van de Messias, die uit de stam Juda zou voortkomen.

Dit komt overeen met de rust op de zevende dag: het Vrederijk en mogelijk zelfs de rust van de achtste dag, want dan kan de scepter worden weggelegd.

De centrale as in de chiastische structuur, onderaan dit artikel, bevat een min of meer raadselachtige messiaanse profetie..

Genesis 49:18 Op Uw zaligheid wacht ik, YHWH!

Zaligheid ( Strong's H3444) ,  yeshu’ah , betekent 'verlossing of heil' (Strong's H3467)  ישע yasha betekent 'redden'. 

Jacob riep het uit: "Op uw heil wacht ik, YHWH." Het woord met "heil" vertaald, is yeshua (ישועה). Yeshua’s naam betekent "heil." Zijn Naam staat borg voor de verlossing van deze wereld. In Israël begreep men Jacobs uitroep die zijn verlangen naar de Messias uitdrukte, Hij, de ware Rechter van Israël, die in de zegen voor de zoon Dan tot uitdrukking komt:

Genesis 49:16 Dan zal over zijn volk rechtspreken, als een van de stammen van Israël.

Het dagelijkse Joodse gebed voor de komst van de Messias is op deze passage gebaseerd. Praktiserende Joden bidden het drie keer per dag. Merk op hoe de naam van de Messias zijn weg in de zegen vindt: Laat de tak [nageslacht] van uw knecht David snel bloeien, en heft zijn hoorn op door uw redding (yeshuah, ישועה), want wij wachten elke dag op uw heil (yeshua). Zalig zijt gij HERE, die de hoorn van redding (yeshuah) doet bloeien. (Vijftiende zegen van het Joodse Amida gebed)

Israël zegent profetisch zijn zaad, en in het centrum van die zegen staat Yeshua, het zaad van Israël en het zaad der belofte! Israël verklaart dat hij en zijn zaad op YHVH zullen wachten op de belofte van Zijn komst, wanneer Genesis 3:15  is vervuld!

Als Dan over het volk zal rechtspreken, zal het beeld van de slang die de paarden in de hielen bijt, een uitvloeisel van die rechtspraak kunnen zijn. We kunnen dit in verband brengen met:

Jeremia 8:16 Vanuit Dan wordt het gesnuif van zijn paarden gehoord, heel het land beeft van het geluid van het gehinnik van zijn hengsten. Zij komen en verslinden het land en al wat het bevat, de stad en wie erin wonen. 17. Voorzeker, zie, Ik ga slangen, gifslangen op u af sturen, waartegen geen bezwering is, en die zullen u bijten, spreekt de HEERE.

Het gebied waar Dan woonde viel voorheen onder de koning van Tyrus uit Fenicië, die in Ezechiël 28:11-19 als de satan wordt getypeerd. Het gaat in Jeremia 8 dus om een antichristelijke aanval, die bij de noordelijke stam Dan het land binnenkomt. Een aanval die God toelaat vanwege de zonden van het volk. Het gebied van de nakomelingen van Dan was voor hen te klein uitgevallen. Jozua 19:47 Richteren 18:1.  Omdat er daar geen leefruimte voor hen was is de stam grotendeels naar het grensgebied in het Noorden (Basan) getrokken, waardoor het kwetsbaar was voor vijandelijke aanvallen. Dan is een stam die dus feitelijk geen erfdeel had onder de stammen, terwijl het de zwaarste aanvallen van de vijanden van het volk van God moest weerstaan. Maar, zoals zo vaak in het handelen van God, worden de zaken omgekeerd, blijkens de zegening die de stam Dan ontvangt.

Mozes, die eveneens een zegen uitsprak over de stammen zei:

‘Dan is een leeuwenwelp, die uit Basan te voorschijn springt’ (Deut.33:22).

We zien in de tabel hiernaast dat de volgorde van geboorte en zegeningen gedeeltelijk hetzelfde is.

Bij het uitspreken van de zegen richtte Jacob zich éérst tot de zonen van Lea, waarbij Zebulon vóór Issaschar werd geplaatst. Vervolgens krijgen wij de zonen van de slavinnen, waarvan Naftali hier als laatste wordt genoemd. De beide zonen van Zilpa, de slavin van Lea, krijgen dus een plaats tussen de twee zonen van Bilha, de slavin van Rachel. Tenslotte volgen dan Jozef en Benjamin, de twee zoons van Rachel, de vrouw die Jacob boven Lea beminde en terwille van wie hij zijn schoonvader Laban in totaal veertien jaar had gediend.

Deze volgorde is in overeenstemming met het voorschrift voor het eerstgeboorterecht, zoals dat later door Mozes is geformuleerd. 

We zien hier, evenals bij Tamar,  dat de wetten die aan Mozes gegeven werden ook bekend waren bij degenen die vóór die tijd leefden. 

Deuteronomium 21: 15 Wanneer een man twee vrouwen heeft, de een geliefd en de ander minder geliefd,  en zowel de geliefde als de minder geliefde baren zonen bij hem, en de eerstgeboren zoon is van de minder geliefde,  16 dan moet het op de dag dat hij zijn zonen laat erven wat hij heeft zó zijn dat hij het erfdeel van de eerstgeborene niet aan de zoon van de geliefde geeft, in plaats van de zoon van de minder geliefde, die de eerstgeborene is.  17 Voorzeker, hij moet de eerstgeborene, de zoon van de minder geliefde, erkennen door hem het dubbele deel te  geven van alles wat bij hem aangetroffen wordt. Hij is immers  de eerste vrucht van zijn mannelijkheid, hij heeft het eerstgeboorterecht.

 

Dat bepaalde dat de zoon van de beminde niet begunstigd mocht worden boven de zoon van de niet-beminde. Dat Ruben het eerstgeboorterecht heeft verspeeld, had hij alleen aan zichzelf te wijten. Hij had "het bed van zijn vader beklommen" en overspel gepleegd met Bilha, de bijvrouw van zijn vader, en daarom is dit voorrecht hem ontnomen (Gen. 35:22; Gen. 49:3-7   1 Kron. 5:1-2).

De positie die aan het eerstgeboorterecht was verbonden, ging naar Juda, de vierde zoon van Lea (Simeon en Levi werden gepasseerd vanwege het geweld dat ze de inwoners van Sichem hadden aangedaan). De zegeningen die hieraan waren verbonden – de eerstgeborene had recht op een dubbel deel van de erfenis – gingen naar Jozef, de eerste zoon van Rachel, de beminde. Of eigenlijk: naar Jozefs zonen, Efraïm en Manasse, die Jacob al eerder had gezegend en min of meer had geadopteerd als zijn eigen zonen (Genesis 48). Efraïm en Manasse verkregen een eigen plaats onder de stammen van Israël (Deut. 33:17).  Zij vertegenwoordigen samen eigenlijk de zegen voor Jozef waardoor er toch een dubbel deel van het geboorterecht in Jozefs nageslacht terechtkwam.

In overeenstemming hiermee zien wij dan ook dat zowel Juda als Jozef een prominente plaats innemen in de zegenspreuken van Jacob: Juda ontving de heerserspositie, Jozef de rijkdom aan bezit die voor de eerstgeborene was weggelegd. Beide zonen stonden ieder aan het hoofd van twee volken, hetgeen later de breuk in Israël zou blijken te zijn. Beide zonen Juda en Jozef waren een beeld van Yeshua HaMashiach, Degene die de twee weer één zou maken, zoals in Ezechiël 37:15-28 geprofeteerd werd. De zegen van Jozef bevatte o.m. deze zin:

Zij (de zegeningen van je vader) zullen zijn op het hoofd van Jozef, ja, op de schedel van de gewijde onder zijn broers. Gen. 49:26  Het woordje 'gewijde' is in het Hebreeuws 'nazir' נְזִיר, dat is 'afgezonderde'. Dezelfde term vinden we in het nazireeërschap. Jozef werd afgezonderd van Israël. Dit is ook een verwijzing naar Yeshua. De toewijding van een nazireeër heeft overeenkomsten met de functie van een Hogepriester en daarmee is Jozef een beeld is van onze Hemelse Hogepriester Yeshua. We kunnen hieruit concluderen dat de nazireeër een soort van voorspraakrol op zich had genomen.

Merkwaardig is ook dat de zonen van de slavinnen geen aparte of ondergeschikte plaats innemen, maar gezegend worden mèt de overige zonen van Jacob. Dit in tegenstelling tot de zonen van Abraham, Ismaël en Izak, resp. de zoon van de slavin en die van de vrije.

MET GEESTELIJKE OGEN

Jacob had de belofte ontvangen dat God land zou geven aan zijn nakomelingen; zijn natuurlijke ogen zagen dat echter niet gebeuren. Hij ging niet terug naar het Beloofde Land nadat hij naar Egypte was gegaan; niettemin zag Jacob de vervulling van de goddelijke belofte met zijn geestelijke ogen. Jacob had hetzelfde geloof als Abraham.

Hebreeën 11:8 Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, gehoorzaam geweest om weg te gaan naar de plaats die hij tot een erfdeel ontvangen zou. En hij is weggegaan zonder te weten waar hij komen zou. 9. Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land van de belofte als in een vreemd land en heeft hij in tenten gewoond, met Izak en Jakob, die mede-erfgenamen waren van dezelfde belofte. 10. Want hij verwachtte de stad die fundamenten heeft, waarvan God de Ontwerper en Bouwer is.

Hebreeën 11:13. Deze allen zijn in het geloof gestorven. Zij hebben de vervulling van de beloften niet verkregen, maar hebben die vanuit de verte gezien en geloofd en begroet, en zij hebben beleden dat zij vreemdelingen en bijwoners op de aarde waren. 14. Want wie zulke dingen zeggen, laten duidelijk blijken dat zij een vaderland zoeken. 15. En als zij aan het vaderland gedacht hadden vanwaaruit zij weggegaan waren, zouden zij gelegenheid gehad hebben om terug te keren. 15. Maar nu verlangen zij naar een beter, dat is naar een hemels vaderland. Daarom schaamt God Zich niet voor hen om hun God genoemd te worden. Want Hij had voor hen een stad gereedgemaakt.

Noch Abraham, noch Izak, noch Jacob, noch Jozef zagen de vervulling van Gods beloften met hun fysieke ogen… maar ze zagen het wel met hun geestelijke ogen. Ze lieten zich begraven in het Land van de Belofte, welke belofte bij hun opstanding in vervulling zou gaan.

Hebreeën 11:20. Door het geloof heeft Izak zijn zonen Jakob en Ezau gezegend, met betrekking tot toekomstige dingen.       21 Door het geloof heeft Jakob bij zijn sterven ieder van de zonen van Jozef gezegend en hij boog zich in aanbidding neer, terwijl hij leunde op het uiteinde van zijn staf. 22 Door het geloof heeft Jozef bij zijn sterven melding gemaakt van de uittocht van de Israëlieten en heeft hij een opdracht gegeven in verband met zijn gebeente.


Laten we van dit geloof leren!

Gen 49: 27-50: 26

Nu Jacob was gestorven, waren de broers opnieuw bang voor Jozef, omdat ze dachten dat hij nu wraak zou nemen op alles wat ze hem hadden laten doormaken. Ze hadden nog steeds die vlek op hun geweten.

 

Genesis 50:15 Toen de broers van Jozef zagen dat hun vader dood was, zeiden ze: Als Jozef ons haat, zal hij ons zeker al het kwaad dat wij hem aangedaan hebben, vergelden. 16. Daarom lieten zij tegen Jozef zeggen: Uw vader heeft voor zijn dood deze opdracht gegeven: 17. Dit moeten jullie tegen Jozef zeggen: Och, vergeef toch de overtreding van uw broers en hun zonde, want zij hebben u kwaad gedaan. Maar nu, vergeef toch de overtreding van de dienaren van de God van uw vader. Jozef huilde toen zij zo tot hem spraken. 18. Daarna gingen ook zijn broers naar hem toe. Zij vielen voor hem neer en zeiden: Zie, wij zullen u tot slaven zijn.

Maar er was helemaal geen reden om bang te zijn, want Jozef had hun al vergeven. Waarschijnlijk was dit het gevolg van dat ze  zichzelf niet hadden vergeven. Jozef zou niets van zijn broers "eisen" omdat hij ze al had vergeven. Bovendien had hij Gods plan begrepen in alles wat er was gebeurd. Josef wist dat God dit had toegestaan ​​en dat alles gebeurde met een reden. Dit illustreert wat Paulus later in Romeinen 8:28 zegt, dat alle dingen meewerken ten goede voor degenen die tot Gods Koninkrijk geroepen zijn.

Genesis 50:21 Nu dan, wees niet bevreesd. Ikzelf zal jullie en jullie kleine kinderen onderhouden. Zo troostte hij hen en sprak hij naar hun hart.

Jozef gedroeg zich als de ware eerstgeborene en de patriarch van het gezin. Hij verzekerde zijn broers dat hij voor hen zou zorgen. Wat een geweldig voorbeeld van vergeving, liefde, kennis van God en goed leiderschap!

 

De feitelijke verklaring die Jozef in Genesis 50:20 geeft, is dat wat de broers ten kwade bedoeld hadden, God voor hen ten goede keerde, om vele levens te redden. Dat is een terugkerend thema, voor het eerst door hem genoemd in Genesis 45: 5. Jozef ziet het redden van vele levens als een hoger doel dan zijn eigen persoonlijke troost. Jozef moest vele jaren van verdriet en  ontbering doormaken, zodat hij door God op het juiste moment op de juiste plaats kon worden ingezet.

Ook hierin is het leven van Jozef een profetische metafoor voor het leven en de bediening van Messias Yeshua, in die zin dat het bij de eerste komst van de Messias ging om te lijden en te sterven, wat de vijand ten kwade bedoelde, maar wat noodzakelijk was voor het redden van vele levens. En bij de tweede komst van de Messias zal het zijn om te regeren, hetgeen  ook voorafschaduwd werd door het leven van Jozef als heerser over heel Egypte.

DE DOOD VAN JOZEF

Jozef leefde 110 jaar. Maar voordat hij stierf, instrueerde hij de Israëlieten dat ze, wanneer ze Egypte verlieten, zijn gebeente meenamen naar het beloofde land.

Genesis 50:24 En Jozef zei tegen zijn broers: Ik ga sterven, maar God zal zeker naar jullie omzien en jullie uit dit land laten trekken naar het land dat Hij gezworen heeft aan Abraham, Izak en Jakob. 25. En Jozef liet de zonen van Israël zweren: God zal zeker naar jullie omzien en dan moeten jullie mijn beenderen van hier meenemen. 26. En Jozef stierf toen hij honderdtien jaar oud was; ze balsemden hem en men legde hem in een kist, in Egypte.

Als een publieke figuur van het hoogste niveau werd Jozef gebalsemd en begraven in Egypte. Toch was Jozef niet gehecht aan Egypte. De waarheid is dat hij het verbond dat God met Abraham, Izak en Jacob sloot nooit uit het oog verloor. Hij wist dat God zijn woord zou houden. Daarom liet hij zijn familie zweren dat ze Egypte niet zonder zijn gebeente zouden verlaten als ze terugkeerden naar het Beloofde Land.

Hebreeën 11:22 Door het geloof heeft Jozef bij zijn sterven melding gemaakt van de uittocht van de Israëlieten en heeft hij een opdracht gegeven in verband met zijn gebeente.

Dit is precies wat er is gebeurd. Toen de Israëlieten Egypte verlieten, namen ze de kist met zijn gebeente mee. Ze brachten deze niet naar Hebron, waar de patriarchen werden begraven; maar naar Sichem, een andere  landstreek die Jacob had gekocht. Het was gelegen in het gebied dat was toegewezen aan één van de stammen van Jozefs zonen. Het was het extra erfdeel dat Jacob als onderdeel van de zegeningen op zijn sterfbed aan Jozef had gegeven.

Genesis 48:22 En ík geef jou één deel meer dan je broers, een bergrug, die ik met mijn zwaard en mijn boog uit de hand van de Amorieten heb genomen.

Jozua 24:32 En de beenderen van Jozef, die de Israëlieten uit Egypte meegenomen hadden, begroeven zij in Sichem, op het stuk land dat Jakob voor honderd geldstukken gekocht had van de zonen van Hemor, de vader van Sichem. Het was namelijk erfelijk bezit van de zonen van Jozef geworden.

 

Bovenstaande chiastische structuur is overgenomen uit de parashastudie “Vayechi” (en hij leefde) (pagina 7) van Tony Robinson te vinden op de site Messiaanshetlevendwater. (homepage/index)

Thematische verbindingen:

  1. Alle zonen vermeld in G en K zijn zonen van Lea, Jacobs eerste vrouw

In de punten L en J worden allemaal zonen van de dienstmaagden van Jacobs vrouwen vermeld.

Degenen die in punt I en G worden genoemd zijn zonen van Jacobs lievelingsvrouw Rachel.

  1. Let erop hoe bijna elk thema in de eerste helft van de structuur thematisch verbonden is met het identieke thema in de tweede helft van de structuur. Er waren enkele thema’s niet te ontcijferen, daarom is gewoon de stam genoemd. Maar wees er zeker van dat er thematische verbindingen zijn.
  2. Merk op hoe de punten A – E (Genesis 47:28-48:22) beide handelen over de laatste woorden van de stervenden en hun begrafenis.

Jur & Ida