English & other languages: click here!

Jeremia 24 - Twee manden met vijgen

Het beeld van de twee manden met vijgen en een profetie gericht tegen koning Zedekia. De goede vijgen symboliseren het betere deel van het volk dat met koning Jojachin (597 v.Chr. - 2 Kron. 36:9-10) werd weggevoerd naar Babel. Voor hen is er hoop, zelfs door het oordeel heen. Met de slechte vijgen werden de afvalligen bedoeld die in Jeruzalem bleven om de verdorven Zedekia te steunen, die door Nebukadnezar als opvolger van Jojachin werd benoemd. Voor hen is er geen oproep tot bekering meer.


Ga naar hoofdstuk:  inleiding/index -  1 - 2 - 3 - 4 - 5 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23(1) - 23(2) - 24 - 25 - 26 -  27 - 28 - 29 - 30 - 31(1) - 31(2) - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48(A) - 48(B) - 49(A) - 49(B) - 50(A) - 50(B) - 51(A) - 51(B) - 52 - Safan


Jeremia 24:1

De HEERE liet mij zien, en zie, twee manden met vijgen waren neergezet voor de tempel van de HEERE

……nadat Nebukadrezar, de koning van Babel, Jechonia, de zoon van Jojakim, de koning van Juda en de vorsten van Juda, de ambachtslieden en de smeden uit Jeruzalem in ballingschap gevoerd had, en hen naar Babel gebracht had.


De HEERE liet mij zien, en zie, twee manden met vijgen waren neergezet voor de tempel van de HEERE....... Wat volgt in dit korte hoofdstuk lijkt geen visioen of droom te zijn. Wat Jeremia beschreef was niet zo ongewoon; er stonden gewoon twee manden met vijgen ergens in de buurt van de tempel. Blijkbaar vormden die een offergave, of misschien heeft iemand ze daar gewoon achtergelaten. Als priester had Jeremia toegang tot de tempel. (Jer.1:1) Het verschil tussen de vijgen in de ene mand met die in de andere was opvallend.  Maar, en daar gaat het om: YHWH laat het Jeremia zien

nadat Nebukadrezar, de koning van Babel, Jechonia, de zoon van Jojakim, de koning van Juda naar Babel had gebracht.... koning Jechonja van Juda regeerde slechts een paar maanden. Hij werd afgezet en verbannen (2 Koningen 24:8-15) toen Nebukadnezar in 597 v.Chr. voor de tweede keer naar Jeruzalem kwam. Aangezien dit na zijn korte regering was, regeerde zijn oom, koning Zedekia.  Zijn 11-jarige regering was de laatste van de koningen van Juda vóórdat de volledige Babylonische verovering plaatsvond. Degenen die achterbleven dachten dat ze beter af waren dan degenen die in ballingschap werden gevoerd. Er zijn ook christenen die zich ver verheven voelen boven andere kinderen van God. Zij beschouwen zichzelf toch wel als Gods lievelingetjes.

de vorsten van Juda, de ambachtslieden en de smeden...... koning Jechonja was niet de enige die naar Babylon werd gebracht tijdens deze tweede invasie van Juda. Ze namen ook anderen van de adel van Juda en bekwame ambachtslieden. Ook Ezechiël is toen meegevoerd.


Jeremia 24:2 In de ene mand zaten zeer goede vijgen, zoals de eerste vroege vijgen zijn. In de andere mand zaten zeer slechte vijgen, die vanwege hun slechte kwaliteit niet te eten waren. 3. Toen zei de HEERE tegen mij: Wat ziet u, Jeremia? Ik zei: Vijgen. De goede vijgen zijn zeer goed, maar de slechte zeer slecht, die vanwege hun slechte kwaliteit niet te eten zijn.


In de ene mand zaten zeer goede vijgen...... In de andere mand zaten zeer slechte vijgen..... Er zijn twee verschillende soorten vijgen in de manden. De éne mand heeft zeer goede vijgen en de andere mand bevat zulke slechte vijgen, dat ze zelfs niet zijn te eten. (Jeremia 29:17). ). De vijgen die in juni werden geplukt, waren vol sap en werden beschouwd als een delicatesse. De latere vijgen waren echter veel droger en soms niet te eten. Degene die deze vijgen als offergave aanbood, liet weinig liefde en eerbied voor God zien. (Maleachi 1:7)


Jeremia 24:4 Toen kwam het woord van de HEERE tot mij: 5. Zo zegt de HEERE, de God van Israël: Zoals die goede vijgen, zo zal Ik de ballingen van Juda, die Ik uit deze plaats heb weggestuurd naar het land van de Chaldeeën, kennen ten goede. 6. Ik zal Mijn oog op hen gericht houden ten goede en Ik zal hen naar dit land doen terugkeren. Ik zal hen bouwen en niet afbreken. Ik zal hen planten en niet wegrukken. 7. Ik zal hun een hart geven om Mij te kennen, dat Ik de HEERE ben, en zij zullen Mij tot een volk zijn en Ík zal hun tot een God zijn; want zij zullen zich tot Mij bekeren met heel hun hart.


Dan volgt er een heel verrassende toepassing. Bij de goede vijgen moet gedacht worden aan hen die in 597 v. Chr. gedeporteerd waren naar Babel (v. 1b). Maar zij werden juist diep beklaagd en eigenlijk als verloren gezien. Degenen "die de dans ontsprongen" waren, prezen zich daarentegen gelukkig en zeiden: ‘We hebben het gered!’ Zij meenden ook dat zij het minder bont hadden gemaakt en daarom niet voor straf waren weggevoerd.

Zoals die goede vijgen, zo zal Ik de ballingen van Juda, die Ik uit deze plaats heb weggestuurd naar het land van de Chaldeeën, kennen ten goede......  het oordeel over Juda was vastbesloten en het hele volk zou dat aan de lijve ondervinden. Aan de hand van wat Jeremia ziet legt de HEERE uit, dat niet alle Judeeërs gelijk zijn. Ook in deze periode is er de scheiding tussen hen die de HEERE toebehoren en hen die verkiezen hun eigen weg te gaan. De mensen die weggevoerd zijn, kunnen vergeleken worden met de goede vijgen. Hun wegvoering zal ook ten goede voor hen zijn.

Ik zal Mijn oog op hen gericht houden ten goede en Ik zal hen naar dit land doen terugkeren...... God zal Zijn oog op de ballingen gericht houden en belooft hen terug te brengen. God stuurde ook een profeet/priester naar Babel, namelijk Ezechiël, om hen daar verder te onderwijzen, en terug te roepen naar de zuivere dienst aan God. Hoewel dat ook een erg moeilijke weg was. 

Van de gedeporteerden is ook niet te zeggen dat zij slechter waren dan degenen die nog mochten blijven. Maar de HEERE maakt het voor hen goed (v. 5-7). In de ellende van de ballingschap zal God Zich over hen ontfermen.

 Te midden van de ballingen zal de profeet Ezechiël hun Gods woorden doen horen. Ook naar Ezechiël werd, evenals naar Jeremia, heel slecht geluisterd. Toch zullen er zijn die ter harte nemen wat de HEERE zegt en zich bekeren en zullen zij behoren tot degenen die met Ezra en Nehemia terugkwamen naar Juda, beginnend rond 538 v.Chr. 

Ik zal hen bouwen en niet afbreken. Ik zal hen planten en niet wegrukken.....  als ze weer terugkeren tot het Beloofde Land zal God hen daarin bevestigen en nabij zijn. Deze woorden doen denken aan de aanstelling van Jeremia:

Jeremia 1:10 Zie, Ik stel u op deze dag aan over de volken en over de koninkrijken, om weg te rukken en af te breken, om te vernielen en omver te halen, maar ook om te bouwen en te planten.

Jeremia 24:7 Ik zal hun een hart geven om Mij te kennen, dat Ik de HEERE ben, en zij zullen Mij tot een volk zijn en Ík zal hun tot een God zijn; want zij zullen zich tot Mij bekeren met heel hun hart.....

Dit is een prachtige hoopvolle tekst in het geheel. Een krachtige bemoediging. Dit herinnert ons aan de vele beloften van het Nieuwe Verbond in Jeremia en Ezechiël (Jeremia 23:1-8, Jeremia 31:31-34, Jeremia 32 :37-41, Ezechiël 11:16-20, Ezechiël 36:16-28, Ezechiël 37:11-14, Ezechiël 37:21-28).  

Ezechiël 36:25-26 Ik zal rein water op u sprenkelen en u zult rein worden. Van al uw onreinheden en van al uw stinkgoden zal Ik u reinigen. Dan zal Ik u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste geven. Ik zal het hart van steen uit uw lichaam wegnemen en u een hart van vlees geven.

In dit hoofdstuk zit ook een chiastische structuur. Hierbij ligt de focus op: "zij zullen Mij tot een volk zijn en Ík zal hun tot een God zijn".  Wat een heerlijke toekomst! Toch is het beter om het verzamelen uit ballingschap te zien als een voorafbeelding van de uiteindelijke vervulling van de belofte in de laatste dagen. Dat is iets waar YHWH naar uitkijkt en als het goed is, wij met Hem.


Jeremia 24:8-10 Maar zoals de slechte vijgen, die vanwege hun slechte kwaliteit niet te eten zijn – want zo zegt de HEERE – zo zal Ik Zedekia maken, de koning van Juda, zijn vorsten, het overblijfsel van Jeruzalem, die in dit land zijn overgebleven en die in het land Egypte wonen. 9. Ik zal hen voor alle koninkrijken van de aarde tot een schrikbeeld stellen hoe slecht het kan aflopen, tot smaad en tot een spreekwoord, tot een voorwerp van spot en tot een vloek in alle plaatsen waarheen Ik hen zal verdrijven. 10. Ik zal onder hen zenden het zwaard, de honger en de pest, totdat zij omgekomen zullen zijn uit het land dat Ik hun en hun vaderen heb gegeven.


Maar zoals de slechte vijgen, die vanwege hun slechte kwaliteit niet te eten zijn.....zo zal Ik Zedekia maken.....

Maar nu worden zij, Zedekia en die de koning trouw bleven, juist vergeleken met de slechte vijgen! Hoe is dat mogelijk?

Zedekia en de andere achtergeblevenen worden vergeleken met de slechte vijgen omdat het slecht met hen zal aflopen (v. 8-10). ‘Want een ieder, die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden, doch wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden’. (Lukas 18:14) Eigen roem stinkt. ‘Wie roemt, roeme in de HEERE.’ (2 Kor. 10:17)
Ik zal hen voor alle koninkrijken van de aarde tot een schrikbeeld stellen......hoe slecht het kan aflopen, tot smaad en tot een spreekwoord, tot een voorwerp van spot en tot een vloek in alle plaatsen waarheen Ik hen zal verdrijven. Wat is deze profetie waarheid geworden. Ze werden tot een scheldwoord een verachting. Alleen in Yeshua kan deze vloek verbroken worden. 

Ik zal onder hen zenden het zwaard, de honger en de pest, totdat zij omgekomen zullen zijn uit het land dat Ik hun en hun vaderen heb gegeven..... deze woorden verwijzen naar de vervloekingen in Deuteronomium 28:25, Deut. 28:37 en Deut. 28:45. Ze gaan in vervulling bij de verwoesting van Jeruzalem in 586 v.Chr. als de bewoners zijn gedood of weggevoerd naar Babel. Het oordeel komt over hen die worden bedoeld met de slechte vijgen. 

In die tijd werd de scheiding door het oordeel tussen de mensen aangegeven door verse vijgen en rotte vijgen. In onze tijd is de scheidslijn voor het oordeel die Yeshua in Openbaring heeft aangegeven: 

Openbaring 22:11 Wie onrecht doet, laat hij nog meer onrecht doen. En wie vuil is, laat hij nog vuiler worden. En wie rechtvaardig is, laat hij nog meer gerechtvaardigd worden. En wie heilig is, laat hij nog meer geheiligd worden.

Jur & Ida